Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Leder

betekenis & definitie

is een product, dat door looiing van de dierlijke huid wordt verkregen. Van alle vellen van dieren kan men leder bereiden, doch sommige zijn natuurlijk te klein, om de bewerking winstgevend te maken.

De dierlijke huid bestaat uit drie, in bouw en functie verschillende lagen, n.l. de opperhuid, de lederhuid en de onderhuid; de lederhuid is voor de looierij de hoofdzaak. Het bewerken van de dierlijke huid tot leder geschiedt in korte trekken op de volgende wijze.
Men laat de huid gedurende 3 à 4 dagen in een kuip met stromend water op een temperatuur van 10—15 graden weken, opdat de zouten, waarmede men de huid. tegen bederf had ingewreven, er weer uittrekken. Hierna reinigt men de binnenzijde. Men legt daartoe de huid, met het haar naar onderen, op een schuinstaanden, halfronden balk, den „schaafboom”. De arbeider zet zich voor den boom en schaaft met een stomp mes, dat de kromming van den boom heeft, de onderhuid weg. Daarna worden de huiden nog eens gespoeld en zo nodig wordt het schaven herhaald.
Volgt het ontharen. Dit geschiedt mechanisch door middel van bijzondere messen. Voordat men hiertoe overgaat, zijn de huiden door een chemisch proces voorbereid, n.l. door ze pkn. 8 dagen te laten weken in een bad van run (eikenbast), kalk of zwavelnatrium. Ook worden de huiden wel ingesmeerd met een mengsel van kalk en zwavelnatrium (in ’t Duits rhusma, dat ook als scheermiddel gebruikt wordt door sommige volkeren, wien het gebruik van het scheermes verboden is). Deze laatste manier wordt vooral veel toegepast op huiden, welke moeten dienen voor het maken van glacé en bovenleder.
Na het ontharen moet de kalk, die er in is achter gebleven, geheel of gedeeltelijk verwijderd worden. Dit hangt af van de bestemming van het leder. Voor technisch leder en zoolleder wordt het niet ontkalkt, voor bovenleder gedeeltelijk en voor glacé geheel.
Dit ontkalken geschiedt door de huiden enigen tijd te laten weken in een chemisch bad. Men gebruikt hiervoor zoutzuur of zwavelzuur; dikwijls ook de z.g. rode bij, doch deze laatste alleen voor leder, dat rood gelooid moet worden.
Daarna begint pas het eigenlijke looien.
Men legt daarvoor de hulden in een bad, waarin extracten gemengd zijn, z.g. looistoffen. Eerst begint men met verdunde oude soppen van looistof en klimt op tot sterke, verse, aangezien de huid soepel moet blijven en niet direct hard en onbuigzaam worden, wat gebeuren zou, als men ze direct in een vers looisop legde.
Het looien is hiermede gereed en thans heeft de afwerking plaats. Die bestaat uit invetten en verven. Voordat het leder geheel droog is, wordt het ingevet en ingeolied. (Dit is echter alleen van toepassing op huiden, die zacht en buigzaam moeten blijven). Daarna verft men het leder. Alle kleurstoffen, die geschikt zijn om wol en zijde te verven, zijn ook voor leder geschikt. Men verft leder door indompeling in de verfstof, indien men wil dóórverven. De kleur moet zó sterk zijn, dat men in 5—20 minuten klaar is.
Indien men niet dóór moet verven, maar alleen b.v. den bovenkant kleuren, dan kan dit door bestrijken geschieden. Hiertoe wordt het leder op een tafel uitgespreid en met een borstel, gedrenkt in de verfoplossing, bestreken en als het droog is, nagespoeld.
Onder technisch leder verstaat men ongelooid leder, dat alleen onthaard, ontvleesd, gekalkt en speciaal hiervoor geprepareerd wordt. Hiervan maakt men drijfriemen en dergelijke.
Er zijn verscheiden ledersoorten, als b.v.:
Zoolleder, verkregen van dikke runderfauiden.
Bovenleder, verkregen van dunne runderhuiden en kalfshuiden.
Glacéleder, verkregen van geiten-, schapen- en kalfshuiden.
Saffiaan- of Marokijnleder (echt), verkregen van geitenhuiden.
Saffiaan- of Marokijnleder (namaak), verkregen van gespleten schapenhuiden.
Juchtleder, verkregen van runder-, paarden-, kalfs- en geitenhuiden.
Technisch leder, verkregen van buffelhuiden.
De fijne ledersoorten, zoals peau de Suède (van schapen-, bastaard-, geiten-, kalfs- en rundleder), kalfsleer (glad geperst), zeehondenleer, haaienleer, juchtleer, varkensleer, lakleer, reptielleder, enz. worden gebruikt voor de fabricatie van luxe-lederwaren, zoals damestassen, portefeuilles, boekbanden enz. De belangrijkste centra van deze industrie zijn Weenen, Parijs, Offenbach en Praag. In Nederland worden nagenoeg geen luxe-lederwaren vervaardigd.
Voor lederbewerking worden dezelfde ledersoorten gebruikt als voor fijne lederwaren. Een aparte plaats neemt het plantaardig gelooide, blanke leer in, dat in de kunstnijverheid grote belangstelling heeft gevonden door eigenschappen, die speciale versieringstechnieken mogelijk maken.
Boekbindersleer neemt een bizondere plaats in. Aan dit leer worden zeer hoge eisen gesteld. Saffiaan, varkensleer, niger (geitenleer door inboorlingen in Nigeria en Liberia gelooid) en kalfsleer worden voor luxe boekbanden gebruikt.
Handschoenleder is meestal glacé-gelooid. Herte-, ree- en rendierleder zijn in den regel zeemgelooid (looiing met dierlijke vetten). Een oud gezegde luidt: Spanje voor de vellen, Frankrijk voor het model, Engeland voor het naaien. De beste luxe handschoenen komen thans uit Frankrijken Oostenrijk, terwijl Engeland de sportieve handschoenen vervaardigt. In Nederland bestaat nagenoeg geen luxe-handschoenen-industrie. Echter is ook hier het zelf vervaardigen van handschoenen van leder (zelfs van reptielleder) meer in zwang gekomen.

< >