Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Kool

betekenis & definitie

Iedereen weet, wat met eetbare kool wordt bedoeld. We kennen allen dit hoogst nuttige plantengeslacht van de familie der Kruisbloemigen (cruciferen).

En toch zullen velen van ons niet weten, dat al deze verschillende koolsoorten afstammen van een in het wild voorkomende plant, Brassica oleracea geheten.De betekenis van de verschillende koolsoorten voor onze voedselvoorziening en vooral voor onze handelsmarkt kan, afgezien van de crisisomstandigheden, niet licht worden overschat.
Er zijn streken in ons land, zoals de Streek (tussen Hoorn en Enkhuizen) en de Langendijk en omstreken, waar de bevolking voor een groot deel een bestaan in de koolteelt vindt. Grootebroek, Noord-Scharwoude, Broek op Langendijk, Warmerhuizen zijn de belangrijkste aanvoerplaatsen. Kool wordt onderscheiden in verschillende soorten, waarvan sluitkool de voornaamste is; daartoe behoren de rode, witte en savoye-kool, bloemkool, spruitkool, boerenkool, raapkool enz., (maar niet de veelgeliefde „apekool”, die geen kool is). De sluitkool wordt in ons land wel het meest geteeld. Witte kool wordt ook veel ingemaakt en komt dan als zuurkool in den handel.
In de jaren na den oorlog en vóór het invallen van de wereldcrisis ging onze jaarlijkse uitvoer van kool de 100 millioen K.G. te boven.
De bloei van de koolcultuur in ons land is voornamelijk te danken aan de bizondere eigenschappen van den polderbodem, die juist de voorwaarden vervult, welke deze plant voor een krachtige ontwikkeling stelt: dat de gronden zwaar, waterachtig en kalkrijk zijn. Er wordt vroege en late kool geteeld en ook past men verschillende cultuurmethoden toe, waarmee men bereikt, dat de opbrengst over een groter deel van het jaar wordt verdeeld.
De vroege kool, grotendeels rode, wordt in September gezaaid en de planten worden dan onder glas bewaard tot het volgende jaar Maart of April. Eind Januari of begin Februari volgt dan een tweede zaaiing, ook onder glas, waarvan de opgekomen planten in de tweede helft van April in den kouden grond worden uitgepoot. Voor de derde maal zaait men eind Maart of begin April in den kouden grond op zaaibedden, welke in de koolstreken „plantenbanen” worden genoemd. In Juni zijn de uit deze zaaiing opkomende planten verpootbaar en als deze na enige maanden volwassen zijn geworden, leveren zij ons in den herfst en den winter, wanneer de kool het meest wordt gegeten, de kolossale hoeveelheden sluitkool. Bovendien worden tientallen millioenen K.G. witte kool in koolschuren (dat zijn speciaal voor dit doel gebouwde pakhuizen) bewaard. Op deze wijze is het mogelijk gebleken, verse sluitkool gedurende acht a negen maanden van het jaar aan de markt te brengen.
Behalve kool, die tweejarig is, wordt in ons land op de kleigronden ook veel éénjarig „koolzaad” gekweekt, waarvan het zaad, evenals raapzaad, olie levert.

< >