Johann Gottfried Herder, een der grote classieke Duitse dichters, werd in 1744 te Mohrungen in Oost-Pruisen als zoon van een armen dorpsschoolmeester geboren. Rijke vrienden stelden hem in staat, om te Koningsbergen theologie te gaan studeren; tegelijkertijd volgde hij de voordrachten van den beroemden wijsgeer Immanuel Kant.
In dezen tijd ontwaakte ook zijn dichterlijk talent. Vooral Shakespeare en Ossian (een Keltische bard uit de 3de eeuw, over de echtheid van wiens geschriften veel te doen is geweest) oefenden groten invloed op hem uit. Na het voleinden van zijn studiën maakte hij een reis door Frankrijk en Italië. In Straatsburg maakte hij kennis met Goethe, later kwam hij door diens invloed als hofprediker in dienst van den hertog van Saksen-Weimar. Hij vervulde dit ambt tot zijn dood (in 1803) toe. Herders werken worden tegenwoordig niet veel meer gelezen, doch in zijn tijd waren ze zeer bekend. De Duitsers beschouwen Herder vooral als den man, die de Duitse letterkunde vrij heeft gemaakt van Franse invloeden.
Zijn meest bekende werken zijn de verzameling van volksliederen, die onder den titel „Stimmen der Völker” in druk verscheen, en de bewerking van den Spaansen romancyclus „De Cid”.