is de kunst van op glas te schilderen of uit gekleurd glas voorstellingen samen te stellen. Iets uitvoeriger zou men kunnen zeggen, dat deze kunst in den regel daarin bestaat, dat men stukken glas, van verschillende kleuren of van schilderingen voorzien, door middel van stroken lood, die sponningen hebben, tot een bepaalde voorstelling verbindt, die tot het afsluiten van een vensteropening gebruikt kan worden.
Deze kleuren of beschilderingen worden met bepaalde verfstoffen op het glas aangebracht en door verhitting duurzaam daarop bevestigd. Men spreekt dan ook veelal van gebrand glas.Ook deze kunst was reeds bij de oude Egyptenaren bekend; zij werd door de Phoeniciërs naar Griekenland en naar Rome gebracht. Bij de opgravingen van Herculaneum en Pompeji is gebrand glas gevonden, dat als vensterglas heeft dienst gedaan.
Het oudste venster van gebrand glas, dat, geheel of ten dele, bewaard gebleven is, bevindt zich in de kathedraal te Augsburg en zou uit ongeveer het jaar 1000 dateren.
Bij de vervaardiging van een venster van gebrand glas ging men als volgt te werk: Men maakte de tekening voor het venster op een houten schot; hierop werden dan de verschillende stukken glas van de gewenste kleur gelegd en, nadat de vorm eerst met krijt was aangegeven, met een gloeiend ijzer op de juiste maat gebracht. Op ieder stuk — meestal waren het maar kleine stukjes — werden nu de schaduwen aangebracht met zwarte verf, gemaakt uit een mengsel van koperoxyd en fijn gestampt glas, met lijm gebonden. Daarna gingen de stukken nogmaals in den oven, om de schaduwen op het glas te laten vastbranden.
Tenslotte werden de stukjes glas in loden sponningen gezet en werden de vensters met dwarse ijzeren staven versterkt. Vele oude kathedralen, zoals b.v. te Angers, Le Mans, Chartres en St. Denis hebben van die ouderwetse, schitterend gekleurde mozaïekvensters. Ook werden soms z.g. „grisaille”vensters gemaakt, geheel van wit glas, waarbij dan het patroon óf door het lood óf ook wel door zwarte verf werd aangegeven. In de 14e eeuw werd het glasschilderwerk hoe langer hoe rijker, de figuren, meestal heiligen, koningen enz., werden niet meer gestyleerd, maar meer natuurgetrouw weergegeven. Ook werd een gele verfstof ontdekt, die op glas kon worden ingebrand, zodat men niet meer afzonderlijke stukken geel glas behoefde te gebruiken. Deze gele kleur werd vooral gebezigd in grisaille vensters. In de 15e eeuw vond men ook een rode verfstof uit, die kon worden ingebrand en bovendien begon men glas te vervaardigen, dat van binnen doorschijnend, kleurloos was, doch aan één of twee kanten met een dunne laag gekleurd glas werd bedekt.
Dit gekleurde glas werd gedeeltelijk afgeslepen, waardoor men verschillende tinten kreeg. Later ontdekte men hoe langer hoe meer kleuren, die op glas konden worden ingebrand.
In de 16e eeuw kwam met de Renaissance een grote verandering in de glasschilderkunst. De voorstellingen op de vensters, die tot dusverre uit aparte figuren hadden bestaan, werden nu als één geheel beschouwd; het voornaamste tafereel werd in het bovendeel aangebracht en daaronder wapen, opschriften en afbeeldingen der schenkers. Bekende schilders als b.v. Holbein ontwierpen de tekeningen voor vensters van gebrand glas. Mannen als Pieter Aertsen en Lambertus van Noord zijn bekend gebleven om hun ontwerpen voor zulke ramen. De drie vensters in de Oude Kerk te Amsterdam, die naar tekeningen van Pieter Aertsen zijn vervaardigd, zijn mooie voorbeelden van dit werk. Ook in de kathedraal en in de andere kerken te Rouaan, in de kerk te Brou (bij Lyon), in de St. Goedelekerk te Brussel, en bovenal in de St. Janskerk te Gouda zijn mooie ramen bewaard gebleven.
In de laatste kerk zijn de ramen van gebrand glas nog volledig en gaaf behouden; ze vormen een van de mooiste collecties glasschilderkunst van de hele wereld. Zij zijn van de bekende glasschilders Dirk en Wouter Crabeth.