Je hebt allemaal wel eens gezien, dat een fluwelen blouse of jasje als het oud wordt aan de ellebogen of op andere plaatsen, waar de stof veel te lijden heeft, kale plekken gaat vertonen. Het eigenlijke fluweel gaat eraf en de ondergrond, een gewoon glad of gekeperd weefsel van katoen of zijde, blijft over.
Hieruit weet je dus al, dat fluweel uit twee soorten weefsel bestaat. Door den z.g. grondketting wordt het gewone weefsel geweven, terwijl door een tweeden ketting, den z.g. haarketting, haarfijn overeind staande lusjes worden gevormd, die aan de toppen worden doorgesneden en het z.g. „haar” vormen.Bij het pluche is het haar langer dan bij het gewone fluweel.
De fluweelfabricage is heel oud: reeds bij de Romeinse keizers was het fluweel in gebruik.
De fluweelnijverheid, die vroeger in ons land vrij belangrijk was — een bekende fluweelsoort heet Utrechts fluweel —, is nu vrijwel verdwenen.
