Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Dalaï-Lama

betekenis & definitie

In de woeste en hoge berglanden en plateaux ten Noorden van den Himalaya ligt Tibet, eenzaam en somber. Op de 4000 M. hoge plateaux leven de Droepa’s met hun yak, een rund, dat hun rij- en trekdier is en zij trekken rond met hun kudden over de schaars begroeide vlakten.

Ook leven hier de Tangoeten, die in roven hun voornaamste bezigheid vinden en die in kleine benden de Droepa’s en de door deze eenzame landen trekkende karavanen veel, heel veel last bezorgen.Maar als de Tangoeten merken, dat ze iets van de geestelijken, de lama’s of monniken hebben gestolen, dan geven ze het hun steeds terug.

Centraal- en Oost-Tibet zijn gunstiger gelegen, ze liggen lager dan de hierboven genoemde plateaux en de Bodpa’s, die hier wonen, behoeven dan ook niet te trekken, om in hun levensonderhoud te voorzien, maar kunnen landbouw en tuinbouw uitoefenen.

Hier liggen ook de steden, hier ligt Lhasa, de stad, die niet alleen het middelpunt van de Tibetaanse beschaving is, maar ook en vooral het middelpunt van den godsdienst.

Die godsdienst is het merkwaardigste en het meest opvallende in dit land. Oorspronkelijk beleed men er het uit Hindoestan gekomen Boeddhisme, maar de afgeslotenheid van het land had tot gevolg, dat dit Boeddhisme zich tot iets eigens vervormde, iets dat paste bij de geestesgesteldheid der bewoners. Men noemt het Lamaïsme.

Door dit Lamaïsme is Tibet tot een volledigen priesterstaat geworden, met een kerkelijke hiërarchie, zoals de Katholieke kerk die ook kent.

De Dalaï-Lama (volgens sommigen met den ondertitel „Zee van Wijsheid en Licht”), de opperpriester en tevens het wereldlijke hoofd van Tibet, wordt beschouwd als een wedergeboren Bodhisattwa. De T a s h i-L a m a, een kerkelijk hoofd onder hem, houdt men voor een wedergeboorte van een anderen Bodhisattwa.

Als de Dalaï-Lama nu gestorven is, zoekt men onder de na zijn dood geboren jongens er een uit, die bepaalde kentekenen bezit en deze wordt dan later de nieuwe DalaïLama.

Nergens zijn zoveel kloosters als in Tibet. De lama’s vormen meer dan een derde deel van de gehele bevolking. Prachtig liggen de kloosters tegen de berghellingen, meestal boven een klein dorpje, dat als neergehurkt ligt voor de grote macht van het klooster.

Want machtig zijn de kloosters, zij vormen het middelpunt van den buitenlandsen handel, van wetenschap en kunst. Prachtige beelden en schitterend versierde en fraai geschreven boeken worden er vervaardigd.

De monniken behoren lang niet allen tot één en dezelfde secte, hetgeen al uit hun verschillend gekleurde kleding blijkt, maar toch leven ze in vollen vrede tezamen in één klooster. Velen in onze Europese landen zouden in verdraagzaamheid een lesje bij hen kunnen nemen.

Onder de Tibetanen ziet men overal de gebedsmolens draaien. Dat zijn wentelende molentjes, waar op duizenden en nog eens duizenden lintjes een gebed geschreven staat. Door het draaien van den molen zendt men deze gebeden op naar de goden.

De yaks hebben aan hun staart een lint of papier met dezelfde formule.

Ook de bomen van gehele bossen heeft men er soms mee behangen en hoe sterker de wimpels waaien en de molens draaien, des te groter is het effect, dat men verwacht.