De lama is een dier, dat nauw verwant is aan den kameel, maar dat in tegenstelling met dezen niet in Azië of Afrika, maar in het Westen en Zuiden van Zuid-Amerika voorkomt.
Deze dieren, ook wel schaapkameel of kameelschaap genoemd, zijn kleiner dan de kamelen; zij hebben veel langer en wolliger haar en missen ook de vetbulten. Toch gelijkt het dier wel enigszins op den kameel door den lichaamsbouw en de uitdrukking van zijn kop.
Er bestaan verschillende soorten lama’s: enkele leven in ’t wild, andere worden door de mensen als kuddedier gehouden voor de wol (alpaca-wol) of als lastdier.
Ze kunnen uitstekend klimmen, een eigenschap, die ze in het hoge Andes-gebergte ook wel nodig hebben. De lama schijnt weinig te drinken, nuttigt ook zout water en zondert veel speeksel af, dat zij haar vervolgers toespuwt. Vroeger meende men, dat dit speeksel bijtend of zelfs giftig was.
