Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

d’Arc, Jeanne

betekenis & definitie

Het leven van „de Maagd' van Orléans”, zoals wij Jeanne d’Arc uit onze Algemene geschiedenis beter kennen nog, speelt zich af in een tijd van groot verval van haar vaderland en diepe geestelijke en maatschappelijke ellende. Onafgebroken woedde de felle oorlog tussen Frankrijk en Engeland en vooral de landstreek, waar haar ouders hun boerenbedrijf hadden, in Domrémy in Lotharingen, had onophoudelijk vreselijk van het wrede krijgsbedrijf te lijden.

Temidden van deze woelingen groeide het meisje, dat 6 Januari 1412 geboren was, voorspoedig op, maar reeds op jeugdigen leeftijd openbaarden zich bij haar bijzondere geestes-eigenschappen. Zij had visioenen: engelen verschenen haar en zij hoorde hemelse stemmen, die steeds opnieuw spraken van de redding van Frankrijk.

Toen zij 16 jaar oud was, was ook het dieptepunt van Frankrijks ellende bereikt. De Engelsen stonden in het hart van het land; Orléans werd belegerd en de slappe, nog steeds niet tot koning gekroonde „Dauphin”, de latere Karel VII, zat in moedeloosheid neer.

Duidelijker worden de stemmen, die ze hoort; duidelijker ook, dat ze haar gelden; dat ze een goddelijke roeping ontvangt, Frankrijk uit zijn diep verval te verlossen. Dan breekt alle aarzeling; een heilige, onverzettelijke geestdrift grijpt haar aan: door haar zal God het wonder van Frankrijks redding werken. Haar familie, haar omgeving worden aangegrepen, meegesleept; steeds wijder grijpt de beweging vol geestdrift en geestkracht, wondere mengeling van gloeiende vaderlandsliefde en devoten godsdienstzin, om zich heen, tot het Jeanne d’Arc in 1429 gelukt ondanks den tegenstand van het Hof tot den Koning door te dringen. Spoedig bezwijkt hij voor haar gloedvolle overreding en ondanks den argwaan zijner geestelijke, en den naijver zijner wereldlijke raadslieden, wordt haar een leger van 8000 man onder bevel van La Hire ter beschikking gesteld en in een verbijsterend’ tempo voltrekt zich het wonder.

Als herleefden de wonderlijke dagen der Kruistochten, zo trekt het leger op, van tal van geestelijken vergezeld, van overwinning tot overwinning; aan het hoofd „de Maagd”, groot, fier, sterk in haar zelfvertrouwen, prachtig in haar afhankelijkheid van God, geharnast van top tot teen, voor zich uit het witte vaandel met Frankrijks leliën en de beeltenis van de Moeder Gods. In 10 dagen is Orléans ontzet en in panischen schrik trekken de Engelsen terug tot ver in het Noorden voor deze vreemd-bezeten legerscharen. Huivering bevangt hen tegenover deze „heks”. En verder gaat de zegetocht, tot op den I7en Juli 1429 Karel VII in de oude kathedraal van Rheims als koning wordt gekroond.

Hiermee is ook het hoogtepunt bereikt.

Tegenover de wonderlijke, belangeloze verschijning van Jeanne d’Arc, door het volk als een heilige vereerd, staat de cynische, berekenende wereld van het Hof volkomen vreemd. Buiten haar om en tegen haar in tracht de hofpartij te komen tot een verzoening met de Engelsen en ook komen er militaire tegenslagen: de bestorming van Parijs blijft zonder succes. Karel, opnieuw door twijfel tot moedeloosheid gebracht, trekt terug en weer dreigt Frankrijks sombere noodlot zich te voltrekken. Nog eens gordt „Orléans Maagd” zich aan; stelt zich aan het hoofd van een vrijwilligerscorps, maar valt bij de geslaagde ontzetting van Compiègne in handen der Bourgondiërs, bondgenoten der Engelsen, die haar tegen grof geld aan dezen verkwanselen. En dan nadert ras het einde. Na een schandelijk eenzijdig proces, in den loop waarvan zij nog één ogenblik zwak dreigt te worden, en na geestelijke en lichamelijke kwellingen dapper te hebben verduurd, wordt zij als heks ter dood veroordeeld en 30 Mei 1431 te Rouen verbrand. Zo eindigde het boeiende, zelfverloochenende leven van een jonge vrouw, waarover de geschiedenis nu eens schitterend recht deed.

Voor vele en grote kunstenaars werd haar bezielend leven bron van inspiratie voor schone scheppingen; in 1894 zalig verklaard, werd zij in 1920 als heilige door de R.K. Kerk gecanoniseerd, maar diep in het hart van het Franse volk richtte zij zich zelf een monument op van trotse liefde en verering, dat de eeuwen trotseert.