Op de Grote Markt te Haarlem staat een bronzen standbeeld van een man, met een boek in de hand. Men vertelt van dit beeld, dat het een bladzij omslaat, zodra het de klok hoort slaan.
Nu, dit kan men gemakkelijk vertellen, want het kan lang duren, voordat het beeld het slaan van de klok zal horen.Dit standbeeld stelt Laurens Janszoon Coster voor (1370—1439); volgens anderen 1405—1484), die, naar vele geschiedschrijvers beweren, de boekdrukkunst heeft uitgevonden. Helemaal zeker is men hiervan echter niet: er zijn weer andere geleerden, die den Duitser Gutenberg voor den uitvinder houden en hoewel over dit onderwerp al tientallen boeken zijn geschreven, schijnt de vraag nog nooit geheel te zijn opgelost.
Laurens Jansz. Coster behoorde tot een aanzienlijk Haarlems geslacht en bekleedde hoge ambten, zoals die van lid der vroedschap, schepen, burgemeester en eindelijk schatbewaarder.
Men vertelt van hem, dat hij eens in gedachten verzonken in den Haarlemmer Hout liep en toen een houten letter, waarmee zijn kinderen hadden gespeeld, in het zand liet vallen. Toen hij de letter opraapte, bleef er een afdruk in het zand achter en dit bracht hem op de gedachte, dat op deze wijze de boeken, die tot dusverre met eindeloos geduld werden overgeschreven, zouden kunnen worden gedrukt. Dit zou in 1423 zijn geschied. Zowel in 1723 als in 1823 zijn dan ook ter ere van Coster luisterrijke eeuwfeesten gevierd.
Bizonderheden over het drukken van couranten en boeken kun je vinden onder het woord „Drukkunst”.