Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Salomo’s Tempel

betekenis & definitie

SALOMO'S TEMPEL. Is een hoofdvoorwerp in de nieuwere Ma9onnieke Ritualen, weshalve ieder Vrijmetselaar diens ontstaan, wijze van bouwen, bestemming, enz. behoort te kennen, om de beteekenis van de zinnebeelden, met dezen in betrekking staande, ligter te begrijpen. Geschiedkundige ophelderingen en eene uitvoerige beschrijving vindt men 1 Kon: V-VIII en 2 Kron: II-VII. In JOSEPHI, Antiqq. iud. et de bello iud.LUNDIUS, Joodsche Heiligdommen, en vooral Rabbi JAC. JEHUDA LEONIS, de templo hierosol. ex ebraeo latine, rec a JOH. SAUBERTO, Helmaest, 1665, 4to.

Zie hier in het kort de geschiedenis volgens NOORTHOUGK:

DAVID, Koning van Israël, had, gedurende zijne oorlogen met de Kanaäniten, geenen tijd, met zijne gildegenooten, of diegenen, welke hem zijn standvastige vriend en bondgenoot, Koning HIRAM van Tyrus, had toegezonden, handen aan het werk te slaan; want bijna zijne geheele regering was eene onafgebrokene reeks van oorlogen, moeijelijkheden en ongelukken. Doch toen hij ten laatste (in 1042 voor CHRISTUS), de stad Jebus en de vesting Sion aan zijne vijanden ontnomen had, stelde hij gildelieden aan, om de wallen en openbare gebouwen, voornamelijk in Sion, waar hij zijn zetel vestigde, te verbeteren en te verfraaijen. Daarom werd Sion, naar hem, DAVIDS stad genoemd. Ook bekwam toenmaals het oude Jebus den naam Jeruzalem. Daar hem intusschen de eer ontzegd was geworden, den bedoelden Tempel te bouwen, dewijl hij een bloedmensch was (man ofblood, d.i. dat hij zijne handen te veel met bloed bezoedeld had door zijne oorlogen), zoo verzamelde hij, door jaren en zwakheid des ouderdoms ter neder gedrukt, en met een voorgevoel van zijn naderend einde (in 1015 voor CHRISTUS geboorte), de hoofden zijns volks, en maakte hun zijne bedoelingen bekend, tot het stichten van een prachtig gebouw, ter bewaring van de Arke Gods, waartoe hij groote voorbereidselen gemaakt, en eenen onmetelijken voorraad van rijke stoffen had bijeengebragt, zoowel als plannen en menigvuldige bepalingen omtrent de inrigting er van. Daar hij zich intusschen had onderworpen aan den Goddelijken wil, dat dit groote werk door zijnen zoon SALOMO volvoerd zou worden, zoo vorderde hij van hen, SALOMO in een zoo loffelijk plan te ondersteunen.

Kort daarop stierf DAVID, in het zeventigste jaar zijns ouderdoms, hebbende zeven jaren te Hebron over het huis van Juda, en drie en dertig jaren over al de stammen geregeerd. Toen DAVID gestorven was en SALOMO den troon had bestegen, wilde Koning HIRAM van Tyrus, die altijd met DAVID in vrede en vriendschap geleefd had, ook dit verbond met diens zoon houden, en zond SALOMO een gezantschap, om hem met de troonsbeklimming geluk te wenschen. Toen de gezanten terugkeerden, maakte SALOMO zich deze gelegenheid ten nutte, eenen brief te zenden aan Koning HIRAM, van den volgenden inhoud (te vinden in JOSEPHI, Antiqq. Iud. L. VIII. c. 2 en 3):

Koning salomo zendt Koning hiram zijnen groet.

Hiermede worde het u kond gedaan, dat mijn vader sedert langen tijd willens was, den Heer een Tempel te bouwen. Dewijl hij echter aanhoudend in oorlogen was gewikkeld, en zich genoodzaakt zag, zijne vijanden af te slaan en ze cynsbaar te maken, alvorens hij aan dat groote en heilige werk kon denken, zoo heeft hij het voor mij overgelaten, het in vredestijd zoowel te beginnen, als te eindigen, naar het voorschrift en de voorzegging van den almagtigen God. Gezegend zij zijn groote naam voor de tegenwoordige rust in mijne Staten! Met zijn' genadigen bijstand zal ik nu alle middelen, welke mij de mij gegunde vrijheid en ruimte van tijd ter bevordering daarvan gunnen, aan Zijne eer en aanbidding wijden. Dierhalve rigt ik mijn verzoek tot u, dat gij eenige van uwe onderdanen zendt, om eenige mijner dienaren te verzellen naar den berg Libanon, opdat zij dezen bijstaan in het vellen der boomstammen voor dat gebouw; want de Sidoniërs verstaan dat beter dan wij. Daarvoor zal hun alle arbeidsloon, door u gepast geoordeeld, worden uitbetaald.

HIRAM was hierover zeer tevreden, en zond aan SALOMO het volgende antwoord:

Koning hiram aan Koning salomo.

Niets kan mij meer welkom zijn, dan te vernemen, dat de regering van uwen gezegenden vader, door Gods voorzienigheid, in de handen van een zoo voortreffelijken, wijzen en deugdzamen opvolger is gekomen. Zijn heilige naam zij daarvoor geprezen! Datgene, waarover gij schrijft, zal met de grootste zorgvuldigheid en geneigdheid geschieden, daar ik bevel wil geven, dat er zoo vele der schoonste ceder- en cypressenstammen geveld en uitgevoerd worden, als gij noodig zult hebben. Mijne lieden zullen ze aan uwe zeekust brengen, en ze daar overschepen naar de haven, door u aan te wijzen, waar zij kunnen worden afgeladen, om dan door uwe eigene lieden naar Jeruzalem te worden vervoerd. Dien ten gevolge zullen wij ons zeer door u verpligt achten, indien gij ons in ruiling zoodanige lading graan wildet toestaan, als u behagelijk ware; want aan deze waar hebben wij eilanders het meeste gebrek.

Om nu zijne tevredenheid over dit antwoord aan den dag te leggen, en de grootmoedige aanbiedingen te vergelden, gaf SALOMO bevel, hem jaarlijks

20,000 maten tarwe en 20,000 maten van de fijnste olie te vereeren, en verbond hij zich, HIRAMS metselaars, aan den tempelbouw gebezigd, hetzelfde bedrag aan gerst, tarwe, wijn en olie uit te reiken.

Om dit bewonderenswaarde werk nu zoo veel te gemakkelijker en schielijker te doen voortgaan, liet SALOMO al zijne gildelieden, zoowel inals buitenlandsche, tellen, en bevond een getal van 113,000 te hebben, behalve de lastdragers, die een getal van 70,000 man uitmaakten. SALOMO verdeelde, naar luid der mondelinge overlevering, de Medgezellen in bijzondere Loges, elk eenen Meester en Opziener toevoegende, door welke zij de bevelen op eene regelmatige wijze konden ontvangen, die voor hunne werktuigen en kleinoodiën moesten zorgen, en hun elke week het behoorlijke loon, voedsel en kleeding zouden uitdeelen, terwijl zij zorgen moesten voor de leerlingen.

Op zulk eene wijze werd eenen vasten grond gelegd tot volkomene overeenstemming in de Broederschap. De Loge was sterk vereenigd door liefde en eendragt; elken Broeder werd de behoorlijke aanwijzing gegeven tot geheimhouding en vroomheid, tot een goed zedelijk gedrag en eensgezindheid. Ieder wist, wat hij te verrigten had, en die groote onderneming werd met verbazende kosten ijverig voortgezet. In het vierde jaar zijner regering, het derde van DAVIDS doods en het 480ste, nadat de Israëlieten de Roode Zee waren doorgetrokken, werd de eerste steen tot het reusachtige gebouw gelegd. Op een Maandag, den tweeden dag der maand Zif, overeenkomende met den 21sten April van het jaar der wereld 2992, 1336 na den zondvloed, of 1012 voor CHRISTUS, werd het werk op den berg Moria aangevangen, en met zulk eene vaardigheid voortgezet, dat het, na ruim zeven jaren, den 8sten dag der maand Bul, overeenkomende met den 23sten October, voltooid, dat is te zeggen, dat alles gereed was, om naar Jeruzalem vervoerd, en in elkander gezet te kunnen worden, zoodat men in den Tempel geene andere werktuigen hoorde, dan die volstrekt noodig waren tot het verbinden der verschillende deelen, maar geene bijlen en zagen. De lengte des Tempels van den eenen muur tot den anderen bedroeg 60 ellen heilige maat, de breedte 20 el of Vs der lengte en de hoogte 30 ellen, zoodat zij driemaal zoo lang als breed was.

Deze evenredigheid der drie afdeelingen is opmerkenswaardig, en de juistheid der verhoudingen was even weldadig voor het oog, als de harmonie voor het oor. Het Heilige der Heiligen, de eigenlijke woonplaats van Jehova, en het middelpunt der wereld voorstellende, was een volkomen kubiek van 20 ellen, waardoor het volmaakte der zaligheid zinnebeeldig wordt voorgesteld. Gelijk buitendien de gedaante van eenen vierhoek bij het bouwen de meest vaste is, zoo moet deze vorm des heiligdoms, de bestendigheid, den duur en het eindelooze des hemels beteekenen. De muur om den voorhof, of dien der Heidenen, was 7700 voet in den omtrek, en de gezamenlijke hoven en vertrekken konden 300,000 menschen bevatten. Het geheel was versierd met 1453 kolommen van Parisch marmer, welke of gesneden, of slakvormig uitgehold waren, benevens met 2906 pilaren, met prachtvolle kapiteelen versierd, en ongeveer het dubbel aantal vensters. Het Heiligdom was met massief goud overtrokken, met beeldhouwwerk versierd, en met diamanten en kostbare edelgesteenten bezet.

Geen bouwwerk konde in vergelijking met dezen Tempel komen, zoowel ten opzigte van zijne juiste evenredigheden, rijkdom, als sierlijke bouworde, bestaande hij, behalve uit den eigenlijken Tempel, uit tallooze vertrekken voor Koningen en Vorsten, voor het Sanhedrin, voor de Priesters en Levieten enz.; hebbende insgelijks een voorhof voor de Heidenen, dewijl de Tempel een bedehuis was voor alle volken. Het gezigt des Tempels overtrof in eenen hoogen graad alles, waarvan men zich eenigzins een denkbeeld kan vormen, gelijk men dien Tempel altijd voor het sierlijkste stuk der bouwkunde ter wereld, zoowel van vroegere als van latere tijden, gehouden heeft. NEBUKADNEZAR verwoeste den Tempel na de inneming van Jeruzalem. Sommigen houden het er voor, dat de Vrijmetselarij van dat tijdperk af haar aanzijn heeft bekomen. De allegorie van SALOMO'S Tempel zou, naar het zeggen der Tempelieren (zie het Art. PAYENS), zijn ontstaan uit de nabijheid hunner woning bij het Tempelgebouw.

Het is overigens bekend dat de Gnostieken (zie het Art. GNOSIS), en over het algemeen de Mystieken den Tempel van SALOMO in allegoriesche toepassing aanwendden, terwijl zij daarbij geheel afweken van den letterlijken zin des Bijbels.

< >