Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Salomo

betekenis & definitie

SALOMO (Hebr. Schelomoh, dat is vredelievend, bij de Franken, Perzen en Arabieren Solyman), zoon van den Koning DAVID en BATHSEBA, geboren omtrent 1037 jaar voor CHRISTUS geboorte, besteeg den troon in 1017, en stierf 975 jaar voor CHRISTUS. Wijs en regtvaardig als regter, scherpzinnig als Koning, en in den hoogsten graad een beminnaar van pracht zijnde, werd hij zoowel doof zijn volk, als door al zijne tijdgenooten, bemind, vereerd en bewonderd. In de geschiedkundige overleveringen der Vrijmetselarij is SALOMO, als de bouwheer van den grooten en schoonen Tempel te Jeruzalem, een belangrijk persoon. In vele hoogere graden wordt zijn naam aan den R M gegeven.

< >