INDIë. De Vrijmetselarij werd in Indië ingevoerd door Sir GEORGE POMFRET, die in dit zelfde jaar eene eerste Loge te Calcutta vestigde. Eene tweede werd in 1740 opgerigt, onder den titel van Star in het Oosten. Van toen af maakte de Orde snelle voortgangen in dit gedeelte van de Engelsche bezittingen, en in 1799 was er naauwelijks ééne stad in Hindostan, waar men geene Mag.-, werkplaatsen vond. Deze Loges bestonden niet enkel uit Europeanen; zij telden ook in hunne rijen de meesten der aanzienlijke inboorlingen.
In dat zelfde jaar 1779 gaf de Loge van Trichinapoli, bij Madras, het Mag. licht aan OMDUT UL OMRAH BAHAUDER, oudste zoon van den Nabob van Camatica. Deze Prins woonde geregeld de werkzaamheden zijner Loge bij; hij voerde derzelve vele proselieten zijner natie toe, bijzonder zijnen broeder OMUR UL OMRAH.De Groote Loge van Engeland, onderrigt van deze zaak, zond den Prins eenen brief van gelukwensching, begeleid van een rijk geborduurd schootsvel en een exemplaar van het boek der constitutiën, op de prachtigste wijze ingebonden. In het begin van 1780 ontving zij antwoord van den Prins. De brief was in het Perzisch geschreven, en besloten in een' omslag van gouden stof. De Groote Loge liet daarvan een afschrift maken op velijn, hetwelk in eene lijst werd geplaatst, welke men in de vergaderzaal, op feestdagen en algemeene bijeenkomsten ophangt.