Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Voeding (in verband met intellectueelen arbeid)

betekenis & definitie

Voeding (in verband met intellectueelen arbeid) - Niemand zal bij den tegenwoordigen stand van de kennis der voedingsmiddelen, het verband dat er tusschen deze twee factoren bestaat, kunnen loochenen. Primitieve volksstammen, die in ontwikkeling op een laag peil staan, gebruiken vaak uitsluitend plantaardig en daarbij zeer eenzijdig voedsel. Door geschikte voedselkeuze, in het bijzonder door het kalk- en phosphorgehalte van het voedsel te vermeerderen, kan men in vele gevallen hun intelligentie verbeteren. Ongetwijfeld is dit in eerste instantie een kwestie van aanleg en ontwikkeling, echter, wanneer wij zien dat toediening van bepaalde verbindingen meerdere scherpzinnigheid ten gevolge heeft, kan de invloed van het voedsel toch moeilijk ontkend worden.

De geestelijke prestaties staan, evenals de groei, in nauw verband met de functies van enkele klieren met interne secretie, o,a. de schildklier, de geslachtsklieren en de hersenklieren. Meestal berust bijv. de dwerggroei op een storing in de schildklierfunctie. Door toediening van schildklierpraeparaten kunnen wonderbaarlijke groeieffecten bereikt worden, gepaard gaande met sterken geestelijken en intellectueelen vooruitgang. Dit is wel het beste bewijs van directen samenhang tusschen de werkzaamheid van dergelijke klieren en intellect. Een normale functie van een in aanleg normaal orgaan, hangt samen met geschikte voeding van dit orgaan. Bij den geestelijk minderwaardige hebben wij het verschijnsel, dat de schildklier de aangeboden voedende bestanddeelen, niet in voedsel voor hersenen en zenuwen om kan zetten. Door het toedienen van organopraeparaten kan hij hierbij geholpen worden.

Bij den gezonde zien wij dat met hulp dezer endocrine klieren, bestanddeelen uit het voedsel tot speciale, voedende bestanddeelen voor de hersenen omgezet worden. Een voorwaarde is echter, dat het voedsel deze elementaire bestanddeelen in voldoende mate zal bevatten. Hieruit wordt de samenhang van voedsel en intellectueele prestatie duidelijk. Bij analyse, blijkt dan ook dat de hersen- en zenuwbestanddeelen bijzonder rijk zijn aan lecithine-phosphorzure kalk. De min of meerdere intelligentie schijnt samen te hangen met het gehalte aan deze bestanddeelen in bedoelde organen. Onderzoekingen hebben bewezen, dat bij idioten en bij vroegtijdige veroudering een daling van het phosphorzuur en het kalkgehalte van de hersenen optreedt. Merkwaardig is, dat de grauwe hersensubstantie, die bij uitingen van intellect een overwegend groote rol schijnt te spelen, veel rijker is aan lecithine-phosphorzure kalk dan de witte hersensubstantie, die daarmede in mindere mate verbonden schijnt te zijn.

Het een en ander gaf Moleschot aanleiding tot zijn spreekwoordelijk bekende gezegde „Ohne phosphor kein Gedanken”. Dergelijke organisch gebonden phosphorus kan een grooten invloed uitoefenen speciaal op de prestaties der hersenen, mits het vermogen bestaat van een goede assimilatie en dit wordt beheerscht door een normale klierfunctie. Een onmiskenbare vingerwijzing in deze richting is de waarneming, dat abnormaal verlies aan phosphorverbindingen, zooals dit bij sommige ziektetoestanden voorkomt, ook leidt tot storingen in het zenuwgestel en geestelijke uitputting. Zij die geregeld intellectueelen arbeid moeten verrichten, zullen dus door geschikte voedselkeuze invloed kunnen uitoefenen op den toevoer van voldoende verbindingen, die dienen tot herstel van deze organen. Zij zullen het moeilijk geheel buiten vleeschvoeding kunnen stellen, verder zullen visch, eieren, melk en groenten niet op het dagelijksch menu mogen ontbreken. Een nadeel van deze voedende stoffen, die allen rijk zijn aan phosphor-nucleïne verbindingen (kerneiwitten) is, dat ze bij overvloedig gebruik aanleiding zouden kunnen geven tot verschijnselen van jicht.

Merkwaardig is ook de waarneming, dat de hypophyse (een der hersenklieren) zeer rijk is aan lecithine-phosphorzuur. Speciaal kan hierbij uit een oogpunt van voedselkeuze de aandacht gevestigd worden op het feit, dat vooral kleine vischjes dikwijls een zeer hoog gehalte aan phosphor hebben. In 't bijzonder zou vischvoeding aanbeveling verdienen, ook al door de omstandigheid, dat deze voeding zelden het gevoel van oververzadiging ten gevolge heeft. Men zal de eiwitvoeding echter in geen geval mogen overdrijven. Door vele intellectueelen wordt zelfs in hoofdzaak een lacto-vegetarische voeding verkozen, met een betrekkelijk kleine suppletie aan visch of vleesch.

Intellectueele prestaties vragen dus eiwit, speciaal kerneiwitten. Bij lichamelijken arbeid treedt de vet- en koolhydraatvoeding meer op den voorgrond. Niet uitsluitend zal lecithinerijk voedsel de aandacht vragen, ook de vetten zijn in dat opzicht belangrijk, aangezien de hersensubstantie voor 8 % uit vet bestaat en de weefsels waaruit de zenuwen zijn opgebouwd, zelfs voor 21 %. Op grond hiervan kan een voeding aanbevolen worden waarin eieren, kaas, groente, macaroni, melk, boter, compote en rijst het hoofdbestanddeel is, aangevuld met matige hoeveelheid vleesch of visch. Mede in dit verband kunnen wij hierbij de aandacht vestigen op het hooge gehalte aan phosphor in garnalen, in melk (karne- en taptemelk) en cacao.