Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Verteringssappen

betekenis & definitie

Verteringssappen - Het goed verteren van ons voedsel hangt ten nauwste samen met een voldoende afscheiding en normale samenstelling der verschillende verteringssappen.

Wanneer wij een spijsbrok op zijn weg door het spijsverteringskanaal volgen, dan komt het voedsel successievelijk met verschillende secretievloeistoffen in aanraking. Allereerst met speeksel. In hoofdzaak bestaat dit uit water, waarin verschillende stoffen zijn opgelost o.a. een ferment, dat het zetmeel versuikert, ptyaline of speekselamylase genoemd. Wanneer men brood lang kauwt, zal men ook inderdaad een zoeten smaak proeven, omdat het zetmeel door de werking van het speeksel in suiker omgezet wordt. Hieruit blijkt, dat flink kauwen en goed vermengen met speeksel een allereerste voorwaarde is voor een goede en volledige vertering. Het speeksel reinigt voortdurend mond en gebit. Wanneer door ziekte, deze normale speekselvloed onderbroken wordt, ontwikkelen zich zeer gemakkelijk schimmels in den mond en op de tong (spruw). Kleine wondjes in den mond genezen dikwijls zeer spoedig, wanneer ze aangestipt worden met een oplossing van 5 % borax in suikerstroop of glycerine.

Het door kauwen gepraepareerde voedsel komt vervolgens in aanraking met het maagsap. Dit is in normale omstandigheden een waterhelder vocht, dat sterk zuur reageert. Het bevat ongeveer 3 g zoutzuur in één liter. Behalve zoutzuur komen in het maagsap meerdere fermenten voor, o.a. pepsine, een ferment dat eiwitten zeer snel afbreekt en in oplossing brengt. Dit ferment werkt alleen krachtig in tegenwoordigheid van zoutzuur. Voorts het lebferment, dat naverwant is aan de pepsine, het doet de kaasstof stremmen, die vervolgens in de maag verder gesplitst wordt. Verder komt er nog een vetsplitsend ferment voor, dat speciaal werkzaam is voor geëmulgeerde vetten. In het maagzuur vinden bijna alle bacteriën, waarmede ons voedsel verontreinigd is, den dood.

Maagzuur ontsmet dus de spijs op zeer intensieve wijze, hetgeen natuurlijk niet tot zorgeloosheid in zake bacteriëele voedselverontreiniging mag leiden. De koolhydraten, (het zetmeel) worden slechts oppervlakkig aangetast in de maag, de meeste van deze verbindingen worden door de fermenten uit de pancreasklier gesplitst en versuikerd. Dit pancreassap bevat o.a. een ferment, amylase, dat de versuikering van het zetmeel en de dextrine bewerkt. Een tweede ferment, lipase, splitst de vetten en een derde ferment of groep van enzymen, de trypsine, is krachtig werkzaam bij de ontleding van eiwitten. Terwijl het maagsap sterk zuur reageert, is het darmsap daarentegen alkalisch (zeepachtig). De gal is het secretieproduct van de lever, dit vocht werkt emulgeerend en activeert de vetsplitsende fermenten uit het darmsap.

Wanneer het voedsel met den darmwand in aanraking komt, wordt overvloedig darmsap afgescheiden, een verteringsvocht, dat ook krachtig deel neemt aan den verderen afbraak. Het darmsap bevat weer vele fermentatief werkende stoffen. In hoofdtaak werken deze in op de koolhydraten. Alle zetmeel moet dan evenwel veranderd zijn, want onveranderd zetmeel wordt door darmsap weinig aangetast. De gevormde moutsuiker wordt verder afgebroken tot druivensuiker, ook de met het voedsel opgenomen melksuiker wordt omgezet tot dit eenvoudig koolhydraat. De gewone witte suiker (riet- of beetwortelsuiker) wordt in de beide helften waaruit ze is opgebouwd, druivensuiker en vruchtensuiker, ontleed (geïnverteerd).

Ook de gesplitste vetten worden hier opgenomen. De beide splitsingsproducten gaan door den darmwand heen en onmiddellijk worden nieuwe vetten uit deze twee helften opgebouwd. In den dikken darm wordt de vloeibare spijsrest ingedikt, de rest wordt ten slotte als ontlasting uit het lichaam verwijderd. Bij dit verteringsproces zijn behalve de genoemde fermenten, ook een geweldig aantal commensale bacteriën werkzaam, die in groote getale ons lichaam met de faecaliën verlaten (zie Darmbacterïén). Wanneer er onder die darmbacillen zijn van minder onschuldigen aard, leveren deze groot gevaar op voor onze omgeving (typhusdragers). Voornamelijk in den dikken darm ontstaan bij de daar plaats vindende processen gasvormige producten, die bijna steeds een zeer onaangename lucht verspreiden. Gezamenlijk vormen ze het darmgas, een mengsel van methaan (van de cellulosegisting in de darmen), zwavelwaterstof (van zwavelhoudende spijzen, kool, uien, knoflook), mercaptan (zwavelalkohol, riekt buitengewoon onaangenaam), indol (een brokstuk van vele eiwitten, komt o.a. in bloemen voor, in jasmijn) en skatol (een hieraan nauw verwante stof, die een zeer onaangenamen stank verspreidt).