Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Dieet (vetarm)

betekenis & definitie

Dieet (vetarm) - Meermalen wordt door den medicus een vetarm dieet voorgeschreven, voornamelijk met de bedoeling het aantal calorieën te beperken. Ook kunnen er bepaalde gebreken zijn in de stofwisseling, die dergelijke maatregelen noodig of wenschelijk maken, bijv. bij galsteenlijden. De behandelende geneesheer zal aanwijzingen geven omtrent de beperking, zoowel wat de hoeveelheid als wat de hoedanigheid betreft.

De verschillende vetten zijn in chemische structuur wel is waar zeer verwant, maar in resorbeerbaarheid loopen de soorten nogal uiteen en de opname door het darmkanaal is hierbij een eerste factor. Bij het voorschrijven van een vetarm-dieet dreigen twee gevaren, nl. mogelijk tekort aan vitaminen en de moeilijkheid om een smakelijk voedsel te bereiden. Met de vetten worden hoofdzakelijk de vitaminen A en D het lichaam binnengevoerd.

Gebrek aan vitamine A zouden wij kunnen voorkomen door groenten te geven, die hieraan betrekkelijk rijk zijn, bijv. worteltjes en spinazie. Vitamine D zou men kunnen completeeren met een daartoe geschikt vitamine praeparaat (Dohyfral, Divitamon D, Vigantol enz.). In herinnering wordt gebracht dat de heilbotlevertraan buitengewoon rijk is aan dit vitamine en reeds in zeer kleine hoeveelheid (enkele druppels) belangrijke hoeveelheden bevat. Zonder dat het bij de spijsbereiding bepaald in het oog zal loopen, kan men door bepaalde keuze reeds belangrijke hoeveelheden vet uitsparen. Melkbrood zal bijv. ongemerkt door waterbrood vervangen kunnen worden. Boter is geheel of gedeeltelijk verboden. Dit is een groot ongerief voor den betrokkene. Deze onontbeerlijke broodbedekking is niet gemakkelijk door een aequivalent te vervangen. Hiervoor kan men gebruiken: jam, honig, stroop, zeer mager vleesch.

Magere kaas zal in enkele gevallen toegestaan worden. Eieren zullen wegens het vetgehalte ook tot de verboden spijzen behooren. Nog moeilijker is de middagmaaltijd. Mager vleesch, gevogelte, mager vischvleesch wordt meestal getolereerd. Deze voedingsmiddelen mogen echter niet met vet toebereid worden. Men zal ze geroosterd of gekookt moeten opdienen, of met behulp van een saus, die met meel is toebereid. De calorische waarde van het vetrantsoen zal op een of andere wijze genivelleerd moeten worden. Wanneer wij bijv. rekenen dat het normale dagelijksche vetrantsoen van 100 g tot op 20 g verminderd moet worden, dan zullen ± 760 calorieën door koolhydraten vervangen moeten worden, dat is door 185 g koolhydraat.

Dit kan men bereiken door een ruim gebruik te maken van suiker, meelspijzen, rijst of griesmeel met vruchtensap. Ook bouillon met meelspijzen komen in aanmerking. Dikwijls echter is de beperking veel minder en daarmede verminderen natuurlijk ook de moeilijkheden. Verminderen tot 50 of 40 g inplaats van de normale 100 g komen in de practijk zeer vaak voor. Moeilijk resorbeerbaar vet, dat in taai bindweefsel ingesloten is, zal eerder verboden worden dan de gemakkelijk emulgeerbare vetten, zooals ze aanwezig zijn in boter, room, yoghurt en kaas.

Vloeibare vetten, (spijsoliën) worden vaak door patiënten, die slechts weinig vet mogen gebruiken, slecht verdragen. Ook gebrek aan eetlust kan een reden zijn, dat het vet in de voeding beperkt moet worden. Vet in combinatie met zuur bijv. in gemarineerde haring, wordt soms in dergelijke gevallen weer bijzonder goed verdragen. Wij willen in dit verband de aandacht vestigen op het feit, dat pinda’s en praeparaten hieruit bereid (pindakaas) zeer veel vet bevatten en in een gemakkelijk te resorbeeren vorm (uiterst kleine oliedruppeltjes)