Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

plaag

betekenis & definitie

Het Middelnederlandse plage betekende ‘pest, lues’. Het woord kwam tevens voor in verbindingen als sinte jans plage ‘vallende ziekte’.

Bij Hooft komt voor de plaegh op uw hals! ‘krijg de pest’. Weijnen (1995: 126) betoogt dat plaag in de Nederlandse dialecten meestal ‘besmettelijke ziekte’ betekent.

Maar in het Vlaams is het vooral ‘vallende ziekte’ en in het Gronings, Drents, Overijssels en Limburgs ‘toéval’. In de te Amsterdam gedrukte Klucht van Trijn Hamborg [1627] komt voor te plaag! De uitdrukking gans plaech is een verbastering van bij de plaag van God.

Plaag
is daarbij een eufemistische aanduiding van de pest. Later verdwijnt deze pregnante betekenis.

Dat men iemand plagen toe kan wensen, blijkt uit het leerdicht De Gramschap [1725] van L. de Meyer. Daar lezen wij: “Desen bedelaer begint eerst soet te vraegen, maer soo g’hem niet en geeft, hy wenscht U duisend plagen.” zie pest.