Gepubliceerd op 14-03-2021

Zuid-afrikaansclie republiek

betekenis & definitie

Transvaal, de noordelijkste der. voormalige Boerenvrijstaten in Zuid-Afrika. Zij is ontstaan uit een aantal verspreide nederzettingen, welke de Boeren, die zich liever terugtrokken in onbewoonde streken dan onder Engelsch bestuur te staan, sedert 1848 gesticht hadden.

Aanvankelijk ontstonden er een viertal kleine republieken: Potchefstroom, Zoutpansberg, Utrecht en Lijdenburg, welke 17 Jan. 1852, bij de dusgenaamde conventie van Zandrivier, door Engeland erkend werden. Pretorius en anderen begonnen weldra te ijveren voor de vereeniging der vier staatjes en in 1860 kwam deze tot stand. De nieuwe republiek nam den naam Transvaal aan en Pretorius werd haar eerste president. In het begin had zij te kampen met binnenl. oneenigheid, en moest gedurig op haar hoede zijn voor de Kaffers en Betsjoeanen in het noordoosten en zuidwesten. Pretorius werd als president opgevolgd door Theophilus Burgers, die het plan opvatte om een spoorweg aan te leggen naar de Delagoabaai en daarover onderhandelingen aanknoopte met Portugal (1875), terwijl hij in Nederland geld zocht op te nemen. Een nieuwe en verwoede strijd met de Kaffers wierp deze plannen echter in duigen en kostte het jonge gemeenebest schatten gelds, waardoor de geheele staatshuishouding in een jammerlijken toestand van verwarring geraakte.

Op dat tijdstip kwam Engeland tusschenbeide en liet door den commissaris Shepstone een volksstemming houden over de vraag: zelfstandig voortbestaan of inlijving bij het EngeLch gebied. Aan deze stemming konden alleen de steden deelnemen; alleen daar werd de zaak bekend gemaakt, geen tijd werd er gelaten om ook de eigenlijke Boerenbevolking van het platteland van den stand van zaken op de hoogte te brengen. In de steden woonden de meeste Engelschen en Engelsch-gezinden en zoo was het te voorzien, dat de meerderheid van degenen, die aan deze onzuivere stemming konden deelnemen, zich zou uitspreken vóór annexatie. Dit was dan ook inderdaad liet geval en 12 April 1877 verklaarde Engeland de Z. R. voor een Britsche kolonie. De Engelschen gingen van het begin af aan in hun nieuwe kolonie met de grootste willekeur te werk, zonder de bevolking in iets van nut te zijn, en op een algemeene vergadering, 13 Dec. 1880 gehouden, besloten de Boeren, hun vrijstaat te herstellen.

Het bestuur werd in handen gegeven van Martinus Pretorius, Paul Kruger en Pieter Joubert. De verschillende Engelsche garnizoenen werden gevangen genomen, een uit Natal aanrukkend Engelsch leger werd 27 Febr. 1881 aan den Majubaheuvel volkomen verslagen en 4 Aug. 1881 kwam tusschen Engeland en de Boeren de conventie van Pretoria tot stand, waarbij Engeland aan de Z. R. onafhankelijkheid in haar binnenl. zaken toestond en de republiek zich verbond om in alle buitenlandsche aangelegenheden Engeland te erkennen. Dit verdrag werd 27 Febr. 1884 te Londen gewijzigd; de republiek kreeg wat meer vrijheid naar buiten; alleen mocht zij met geen andere staten, Oranje-Vrijstaat uitI gezonderd, verdragen sluiten. Ook kreeg zij toestemming om den naam Zuid-Afrikaansche Republiek te voeren. In 1883 was intusschen Paul Kruger tot president der republiek gekozen.

Verschillende verwikkelingen en grensgeschillen werden door onderhandeling, waarbij de regeering der Z. A. een onuitputtelijk geduld aan den dag legde, opgelost en beslecht.Inmiddels ging Engeland voort, de streken rondom de Z. A. te annexeeren, Betsjoeanenland, Matabeleland, Masjonaland enz., zoodat den Boeren de gelegenheid om zich uit te breiden aan alle kanten werd afgesneden. Dit en vooral de ontdekking van goud in het Witwatersrandgebergte, gaf aanleiding tot nieuwe wrijving. De rijkdom van het land aan edele metalen lokte vele landverhuizers naar de republiek en deed hare bevolking snel aangroeien. Deze landverhuizers (gewoonlijk aangeduid als Uitlanders) waren meest Engelschen; het meerendeel kwam slechts voor korten tijd naar deze streken, om er rijkdom te zoeken en dan weer te vertrekken, en de Boeren, bevreesd voor het overwicht van deze tijdelijke elementen, die bovendien niet uitmuntten in moreel gehalte, sloten hen uit van het kiesrecht. Dit verwekte groote ontevredenheid, welke door de Z.-A.

Compagnie (zie ald.), die de politieke macht in de Z. R. begeerde, gevoed werd. In Dee. 1895 brak te Johannesburg, het centrum van de goudmijnen, onder de Uitlanders een opstand uit en toen deze onderdrukt was, besloot men een staatsgreep te beproeven, om te midden der algemeene verwarring de annexatie der republiek of tenminste van het gedeelte waarin de goudmijnen lagen, te volvoeren. 1 Jan. 1896 deed een troep van 800 Uitlanders, aangevoerd door dr. Jameson, een ambtenaar van bovengenoemde Compagnie, een inval in de Republiek. De bende werd nog denzelfden dag ter hoogte van Krugersdorp door de Boeren tot staan gebracht en uiteen gedreven. In Engeland werd deze gewelddaad der Uitlanders algemeen toegejuicht en na deze eerste, mislukte pogingen viel weldra uit alles af te leiden, dat de aanleggers van de samenzwering bezig waren, nieuwe aanslagen tegen de republiek te beramen.

Allengs werd het ook duidelijk, dat de grieven der Uitlanders slechts een voorwendsel waren voor de vijandschap tegen de Republiek en dat de ware redenen van geheel anderen aard waren. De mijneigenaren, Engelsche grootkapitalisten, hadden behoefte aan meerdere werkkrachten, en de Boerenregeening vormde huns inziens een hinderpaal om zich die te verschaffen; ook had de geminachte Boerenregeering een hinderlijk zeggenschap over de goudhoudende gronden. Dit alles wekte bij de mijneigenaren begeerte naar de politieke macht in de republiek, en daar het beste middel daartoe was, van de republiek een Engelsche kolonie te maken, wendden zij hun geweldigen invloed aan om de Engelsche regeering tot stappen in die richting te bewegen, waartoe deze zich gaarne liet vinden. Bij dezen stand van zaken moest elke poging der republiek om zoowel haar zelfstandigheid als den vrede te bewaren schipbreuk lijden. Tevergeefs beijverde de Transvaalsche regeering zich, al het mogelijke in te willigen; naarmate meer werd toegegeven, werden door Engeland hoogere en zwaardere eischen gesteld en toen door de omzichtige staatkunde dar republiek dat niet spoedig genoeg tot een conflict leidde, begon de Engelsche minister van koloniën, Chamberlain, de suzereiniteitsrechten uit te leggen. Intusschen werd in Zuid-Afrika een aanzienlijke Engelsche krijgsmacht bijeengetrokken en had ook de Z.

R. zich op het ergste voorbereid door o. a. in 1897 met haar nabuur, den OranjeVr ij staat, een verbond te sluiten tot gemeenschappelijk verweer. Een laatste samenkomst van president Kruger en Milner, opper-commissaris der Kaapkolonie, leidde tot geenerlei resultaat en overtuigd van het nuttelooze van verdere onderhandeiingen, stelden beide republieken 9 Oct. 1899 Engeland een ultimatum. Toen de Engelsche regeering zich niet verwaardigde daarop te antwoorden, overschreed een Boerenleger 11 Oct. de grenzen van Natal, en in den oorlog die nu volgde (zie Zuid-Afrikaansche oorlog) gingen beide republieken, door de geheele wereld wel bewonderd, doch aan haar lot overgelaten, na wanhopig verweer samen ten ,onder. Bij den vrede van Pretoria, 31 Mei 1902 geteekend, werden de Z. R. en de Oranje-Vrijstaat tot Engelsche koloniën verklaard. Echter werd hun in de toekomst, zoodra de omstandigheden het gedoogen zouden, zelfbestuur toegezegd.

De Z. R. kreeg den naam van Transvaalkolonie.

De tegenwoordige Transvaalkolonie strekt zich uit tusschen 22° 5' en 28° 40' Z.B. en 24° 45'—32° 10' O.L. v. Greenwich; in het noorden scheidt de Limpoporivier haar van Matabeleland (Rhodesia), ten oosten grenst zij aan Portugeesch-Oost-Afrika (Mozambique),. Swasiland, Tongaland en Zoeloeland, ten zuiden aan Natal en langs de Vaalrivier aan de Oranjerivierkolonie, ten westen aan Griqualand-West, Britsch-Betsjoeanenland en het Betsjoeanenland-Protectoraat. In Jan. 1903 is het z.o. gedeelte, nl. de districten Vrijheid en Utrecht en een stuk van het district Wakkerstroom, in het geheel 18.000 K.M.2 met 58.000 inw. met Natal vereenigd. De oppervlakte der kolonie bedroeg vóór 1903: 308.560 K.M.2, het aantal inw. in 1898: 1.094.156, w. o. 245.397 Blanken. Het midden der kolonie is een heuvelig plateau, het Hoogeveld, 1200 —1500 M. boven den spiegel der zee gelegen, in het noorden afdalend naar het aanmerkelijk lagere Bosch- en Springbokveld in het gebied der Limpopo, en in het zuiden naar de Vaalrivier.

In het oosten verheft zich op den rand van dit plateau de noordelijke keten van het Drakengebergte (hoogste toppen: de Mauchspits, 2660 M., en de Spitskop, 2229 M.). Midden door het Hoogeveld, bijna evenwijdig met den 26sten zuiderbreedtegraad, loopen twee groote heuvelketens: in liet zuiden het Witwatersrandgebergte, waarin de Limpopo en de zijrivieren van de Vaal ontspringen, en de Magaliesbergen; deze ketens omsluiten een nauw rdal, aan welks oostelijken uitgang de hoofdstad Pretoria ligt. De Koofdrivieren van de kolonie zijn de Vaal en de Limpopo. In de uitloopers van het Drakengebergte ontspringen tal van rivieren, die voor het meerendeel zich verliezen in de kuststreken langs den Indischen oceaan. De belangrijkste daaronder zijn: de Komati, welke met haar zijrivieren (Krokodilrivier en Lomati) door de goudvelden van Barberton stroomt; en in het zuiden de Pongola en Mapoeta, welke zich beide ontlasten in de Delagoabaai. De Witte Oemvolosi besproeit met haar zijtakken het door Zoeloes bewoonde district Vrijheid, vereenigt zich daarop met de Zwarte Oemvolosi en stort zich vervolgens in de baai St.

Lucia. De Buffalo vormt een deel van de grens van Natal. Geen dezer rivieren is goed bevaarbaar. Wat het klimaat betreft, dit is in de streken ten z. van de Magaliesbergen en ten w. van het Drakengebergte subtropisch, bijna Europeesch (gemidd. jaartemperatuur: 19.4° C., warmste maand Januari 23°, koelste Juli 14.9° C., ’s winters nachtvorsten), ten noorden van de Magaliesketen bijna en in de dalen van de Limpopo en de Olifantsrivier ten volle tropisch. De zomer duurt van Sept. tot einde Maart en brengt in den regel veel regen, vooral in Dee., Jan. en Febr.; de winter daarentegen, van April tot einde Aug., wordt gekenmerkt door groote droogte, die in het algemeen van het oosten naar het westen toeneemt,. Het Hoogeveld wordt geroemd als een der gezondste streken der aarde; het Springbokveld en in het district Lijdenburg, heerschen daarentegen in den regentijd boosaardige koortsen.

De weinige bosschen der kolonie bestaan hoofdzakelijk uit acacia’s; in den nieuwsten tijd heeft men in de nabijheid der steden op groote schaal de Australische gomboom (Eucalyptus) aangeplant. Kenmerkend voor de Transvaalsche flora is verder het twagras (Arthratherum). Overigens gedijen in de kolonie alle Europeesehe graan- en vruchtsoorten, en bovendien een menigte tropische en sub-tropische gewassen, als citroenen, katoen, suiker, koffie en tabak. Minder vruchtbaar, hier en daar bijna steriel, zijn de bergstreken van Lijdenburg. Wilde dieren bezit de kolonie weinig meer; de leeuw, olifant enz. worden zelfs in het uiterste noorden weinig aangetroffen, des te meer vee. Over het geheele land is veeteelt een hoofdmiddel van bestaan en overal treft men reusachtige kudden rundvee en schapen aan. In Wakkerstroom wordt ook veel aan paardenfokkerij gedaan.

De ondergrond van de Transvaalkolonie bestaat uit graniet en lei; daarboven breidt%zich de zg. Kaapformatie uit (zandsteen, kleischiiefer, conglomeraat en groensteen), daarover weer kwartsiet en kolenvoerende vormingen. De bodem bevat een rijken overvloed van bruikbare delfstoffen: ijzer-, koper-, lood- en zilvererts, steenkool (in Boksburg, Middelburg, Pietersburg, Wakkerstroom, Klerksdorp, Sypherfontein, Vereeniging, Waterval, ten noorden van Pretoria); diamant (in da districten Pretoria en Bloemhof en bij Christiania), en bovenal goud. Het eerste goud is in deze streken ontdekt door den Duitschen reiziger Mauch (1867—70), in de omgeving van Lijdenburg. Onmiddellijk begon men toen in ’t geheele land te zoeken naar dit metaal en van jaar tot jaar werden er nieuwe goudvelden ontdekt. De rijkste mijnen zijn tot dusver gevonden in het district Zoutpansberg bij Soutsdorp, Haenertsburg, Klein-Letaba, Leydsburg en Agatha, in het district Lijdenburg bij Lijdenburg, de Kaap (bij Barberton) en Komatipoort (in de omgeving van Steynsdorp); in het district Heidelberg aan den Witwatersrand (Johannesburg) en bij Heidelberg; in het district Potchefstroom bij Schoonspruit, Klerksdorp, Potchefstroom en Venterskroon; in het district Marico bij Malmani. De totale goudproductie bedroeg 1884— 98: 69.8 millioen pond sterling.

De bevolking bestaat uit de oorspronkelijke kolonisten, bekend onder den naam van Boeren (circa 80.000 zielen sterk), die zich voornamelijk met landbouw en veeteelt bezighouden, verder uit de zoogen. Uitlanders (ongeveer 150.000), meest Afrikaanders (in Kaapland geboren Planken), Engelschen, Nederlanders, Duitschers, Russen, eindelijk uit Inboorlingen (750.000 zielen), n.l. Kaffers, Basoeto’s en Betsjoeanen, die door de Boeren in een soort van lijfeigenschap gebracht zijn en in hun dienst veld- en anderen arbeid verrichten. De Boeren zijn de nakomelingen der Hollandsche kolonisten die zich van het midden der 17e eeuw af in Kaapland (tot in het begin der 19de eeuw een Nederl. kolonie) vestigden en van eenige Fransche Hugenooten, die na de opheffing van het edict van Nantes zich daar hebben neergezet. Zij behooren voor het meerendeel tot de Gereformeerde kerk. In 1898 bestonden in het land 430 lagere scholen met tezamen 12.000 leerlingen, een gymnasium, een kweekschool voor onderwijzers en eenige andere inrichtingen van onderwijs.

De voornaamste artikelen van uitvoer zijn: goud, wol, vee, huiden, graan, struisveeren, ivoor en minerale producten. In 1903 had de kolonie 1146 K.M. spoorlijn, voor het grootste gedeelte aangelegd door de Nederlandsch-Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij (zetel Amsterdam), doch tijdens den oorlog door de Engelschen in bezit genomen. Het net bestaat uit de volgende lijnen: a. Pretoria—Middelburg—Machadodorp—Komatipoort (1891—94 aangelegd als voortzetting van de Portug. lijn van Lorenzo—Marquez naar Komatibrug) en met de zijlijn Kaapmuiden—Barberton; b. Pretoria— Elandsfontein—Vereeniging (aansluiting naar Kaapstad via Bloemfontein); c. Elsburg bij Elandsfontein—Heidelberg—Volksrust (aansluiting naar Port-Durban via Ladysmith); d. Krugersdorp—Potchefstroom—Klerksdorp.

Transvaal is een Britsche kolonie. Aan het hoofd van het bestuur staat een door de Engelsche regeering benoemde gouverneur, bijgestaan door een onder-gouverneur (Lieutenant-Governor), en een Uitvoerenden Raad (Executive Council). Zoodra de omstandigheden het veroorloven zal, als begin van zelfbestuur, een landelijk parlement worden ingesteld (in den zomer van 1903 zijn door het Engelsche Lagerhuis de eerste voorstellen dienaangaande in behandeling genomen). T. is thans verdeeld in 16 districten. Hoofdstad is Pretoria, de volkrijkste stad is Johannesburg. De inkomsten bedroegen over het belastingjaar 1902—03: 4 mill., de uitgaven 3,7 mill. p.St.

Literatuur: Theal History of the Boers, wanderings and wars from their leaving the Cape Colony to the acknowledgment of their independence (Lond. 1887), Kenne, The Boer States, land and people (Lond. 1900), Vallentin, Die Buren und ihre Heimat (Berl. 1900), Van der Loo, Om leven en vrijheid. Geschiedenis der Oud-Holl. Republieken in Zuid-Afrika (Arnhem—Nijmegen 1902), Minemvesen und Grossindustrie in Transvaal (Berl. 1900).

< >