Gepubliceerd op 14-03-2021

Zaadknop

betekenis & definitie

of eitje, (ovulum) noemt men in de plantkunde het orgaan, dat den embryozak der phanerogamen omsluit. De zaadknoppen ontstaan aan de vruchtbladeren en zijn bij de angiospermen door het vruchtbeginsel omsloten, bij de gymnospermen ontwikkelen zij zich vrij aan de open vruchtbladeren.

Men onderscheidt daaraan de navelstreng (funiculus), waarmede zij aan de vruchtbladeren of aan de placenta of den zaaddrager verbonden zijn, de eivliezen of integumenten, meestal twee in getal, de eikern (nucellus) met den kiem- of embryozak. De plaats, waar de navelstreng met de eikern samenhangt, noemt men den eivoet of het vaatwerk (chalaza), de opening, waarbinnen de stuifmeelbuis doordringt in den embryozak, het poortje (mycropyle). Liggen poortje en navel (aanhechtingspunt van de navelstreng) tegenover elkander, dan spreekt men van atrope of rechte zaadknoppen, liggen zij naast elkander en is er nog daarenboven een raphe te zien, dan heeten zij anatrope of omgekeerde, en eindelijk liggen zij naast elkander doch zonder zichtbare raphe, campylotrope of gekromde zaadknoppen. De anatrope Z. komen het meest voor o. a. bij de Violaceae, Compositae, Umbelliferae, de atrope bijv. bij de Piperaceae, de campylotrope bij de Gramineae.