Duitsch kunstbistorikus, geb. 10 Dec. 1845 te Calvörde, hertogdom Brunswijk, studeerde van 1864—67 te Göttingen en te Berlijn in de rechten, trad daarna in Brunswijk in staatsdienst, ging echter voor de studie der kunstgeschiedenis weldra reizen, en werd in 1872 assistent aan de schildergalerij van het museum te Berlijn, en bij de afdeeling christelijke plastiek, van welke afdeeling hij in 1880 directeur werd; in 1890 kreeg hij ook het beheer der schilderijengalerij. Hij schreef: Studien zw Geschichte der holländ.
Malerei (1883), Die Plastik (1885, vormende deel 2 van Geschichte der Deutschen Kunst) enz.
