Gepubliceerd op 14-03-2021

Wagen

betekenis & definitie

voertuig, op 4 wielen rustend en daardoor onderscheiden van de kar en andere 2-wielige vervoermiddelen. De soorten en vormen van den W. tusschen den zwaren lompen 'boeren-W. en de gemakkelijke galakoets verschillen tot in het oneindige.

De vorm van het onderstel en de wijze van inspanning der trekdieren is in den loop der tijden ontelbare malen veranderd en verschilt daarenboven naar de gewoonten der landen en den aard van ’t terrein, waar men zich van wagens bedient. Men iheeft W/s 'met ismaliere of breedere velgen, met vaste of draaiende assen, met enkele of dubbele spaken gehad. Lang heeft ’t vooroordeel bestaan, dat kleinere voorwielen, behalve het gemak, hetwelk zij door het onderdoordraaien bij het wenden van den W. verschaffen, ook de gemakkelijkheid van den gang bevorderen, door als ’t ware een hellend vlak te vormen, langs hetwelk het voertuig kan voortrollen. Theorie en ondervinding hebben echter het ongegronde dezer meening doen inzien. W.’s zijn een zeer oude uitvinding. In de geschiedverhalen der Hebreeën, die het gebruik daarvan aan de Egyptenaars schijnen ontleend te hebben, vindt men van pracht- en statie-W.’s gewag gemaakt, die door muilezels en door paarden getrokken werden, evenzoo van door stieren getrokken reis- en vrachtwagens.

Ook werden, overal waar de grond het gedoogde, strijdwagens aangewend. Vele daarvan waren sikkel- of seisenwagens, waarvan dissel en tuig met lansen, assen en wielen met snijdende werktuigen voorzien waren. Ook dorschwagens had men. De grieksche WAs, naar men zegt door den 4den atheensehen koning Erichtonius, die kreupel was, uitgevonden, waren meest 2-wielige, van achteren open en voor 2 personen geschikt, ofschoon Homerus ook reeds van wagens op 4 wielen spreekt. In den oorlog werden zij door paarden getrokken, meestal door 2, somtijds ook door 4, die altijd neven elkander aangespannen waren. Zij voerden 2 personen, van welke de een de strijder, de ander de paardenmenner was.

Bij de Romeinen komen velerlei soort van wagens voor. Reeds de wet der 12 tafelen maakt gewag van de arcera, een rondom gesloten W. ten dienste van zieken en zwakken. Voorts had men bij hen den currus, een soort van kar, die door 2 paarden getrokken werd en dus onder de bigae of tweespannen behoorde; hij diende deels in den oorlog, deels in vredestijd vooral aan hooge magistraatspersonen. Andere tot persoonlijken dienst bestemde wagensoorten waren het pilentum, carpentum, birotum, de caruca, tensa; wagens voor den velddienst waren het cisium, plaustrum, de reda. Meest gebruikte men paarden als trekdieren; Helioigabalus echter reed met herten en met honden, Firmus met struisvogels en Marcus Aurelius, bij eene zegepraal, met leeuwen. De trekdieren waren aan den dissel gehecht met een jugum of juk, een krom, van een inbuiging voor elk dier voorzien stuk hout, zelden metaal, dat met riemen aan den dissel was bevestigd door middel van een moeilijk te ontwarren knoop, algemeen bekend onder den naam gordiaansche knoop.

In Duitschland bestonden wagens reeds in den nomadischen tijd, toen de germaansche volken op wagens woonden en rondzwierven. Zij namen ze met zich in den oorlog tot een legerverschansing, die nog langen tijd onder den naam van wagenburcht bekend en in gebruik was. In de middeleeuwen kende men slechts wagens, die tot het vervoeren van bagage gebruikt werden; de vrouwen reden of op paarden (telgangers), of werden in draagstoelen vervoerd. Eerst toen in de 15de eeuw de koetsen in gebruik kwamen (te Parijs had zulks het eerst door een, in 1457 aan Karel VII afgevaardigd hongaarsch gezantschap plaats) kwam er in deze gewoonte verandering; doch bleven langen tijd de statiewagens of karossen slechts aan de hoven en in groote steden in gebruik. Later ontstonden uit deze de post- of bolderwagens, de koetsen, postchaisen, droschken, landauers, berlines, enz., evenals de tweewielige karren zich tot chaisen, fourgohs, cabriolets, gigs, tilburys, sulkey’s enz. vervormden. Uit den postwagen ontstond de diligence, de voorloopster der trams. Het was eerst in de 18de eeuw, dat men, om liet stoeten en hotsen te voorkomen, uitvond de W.?s aan veeren te hangen of daarop te doen rusten, terwijl zij vroeger (tegenwoordig nog) slechts aan riemen hingen, hetgeen echter reeds eene verbetering dier aanvankelijk onmiddellijk op het onderstel geplaatste rijtuigen geweest is.