Gepubliceerd op 14-03-2021

Vorstenlanden

betekenis & definitie

tot omstreeks 1800 Javasche Bovenlanden geheeten, het gedeelte van Java, dat onder opperhoogheid van het Nederl. gezag, zijn zelfbestuur onder eigen inlandsche vorsten heeft behouden, in tegenstelling tot de gouvernements-gewesten. De V. omvatten de residenties Djokjakarta en Soerakarta (zie ald.).

De vorst van Djokjakarta voert den titel van sultan, de vorst van Soerakarta dien van soesoehoenan of soenan (voor javaansch begrip hooger dan sultan). De macht dezer vorsten is, evenals hun grondgebied, in den loop der vorige eeuw meer en meer beperkt, en bestaat thans nog hoofdzakelijk in hun landelijk stelsel, het benoemen hunner ambtenaren (met uitzondering van den rijksbestuurder) en hun verschillende prerogatieven (titels, lijfwacht, kraton-ceremoniëel enz.). De machtigste ambtenaar na den vorst is in de beide residenties de rijksbestuurder, patih; deze voert den titel van Raden Adipati; hij was langen tijd de eenige vorstenlandsche ambtenaar, die tevens dienaar was van het Indisch gouvernement. Het ambt van rijksbestuurder is ingesteld in 1743. De agrarische toestanden in de V. worden beheerscht door het halfbouwstelsel: de vorst is souverein-eigenaar van den grond, hij geeft dien ter bewerking aan zijn onderdanen, en de helft van de opbrengst is voor den eigenaar, de andere helft voor dengene die den grond bewerkt. Behoudens den verbuur van gronden door de vorsten en apanagehouders aan javaansche onderdanen dier vorsten, overeenkomstig de javaansche wetten en instellingen, worden volgens contract met bedoelde vorsten tot het huren van gronden van den landbouw in Soerakarta en Djokjakarta alleen toegelaten: 1) Nederlanders; 2) Europeanen en met hen gelijkgestelden, gevestigd in Nederland of in Nederl.Indië; 3) vennootschappen van koophandel, gevestigd in Nederland of in Nederl.-Indië, samengesteld uit en bestuurd door Europeanen of met hen gelijkgestelden.

Voor toelating tot het huren van gronden voor den landbouw in de V. wordt vereiseht, dat de personen of vennootschappen binnen een der tot de V. behoorende gewesten vertegenwoordigd zijn door een bij authentieke akte aangestelden gemachtigde, behoorende tot de Europeesche of daarmee gelijkgestelde bevolking; deze is dan met zijn lastgever aansprakelijk voor de naleving van de aangegane verplichtingen. Verhuur van gronden aan vreemde oosterlingen is in de V., overeenkomstig contract tusschen het Indisch gouvernement en de vorsten, onvoorwaardelijk verboden. De huurovereenkomst mag voor geen längeren tijd worden gesloten dan 30 jaar.Naast de oude inlandsche indeeling des lands kwam in 1873 in Soerakarta de splitsing van gouvernementswege in 4 afdeelingen (in 1883 in 5), in 1893 had hetzelfde plaats in Djokjakarta, dat in 3 afdeelingen werd gesplitst. Sinds genoemde data zijn beide gewesten in werkelijkheid gouvernementsgebied met beperkt zelfbestuur. De burgerlijke rechtspraak wordt sinds de nieuwe regeling van het rechtswezen (St. 1903, no. 7—10, 133, 136, 236, 1904 no. 300 en 1905 no. 213 en 261) in de V. uitgeoefend door gouvernements rechtbanken, voor zoover zij niet, in overleg met het hoofd van gewestelijk bestuur wordt uitgeoefend door den soesoehoenan van Soerakarta, den sultan van Djokjakarta en sommige instellingen voor bijzondere aangelegenheden. Voor verdere bijzonderheden aangaande de V. en hun geschiedenis, zie Djokjakarta, Soerakarta, Mataram, Java, Oost-Indische Compagnie.

< >