Gepubliceerd op 14-03-2021

Vennootschap

betekenis & definitie

Maatschap of vennootschap is eene vereenïging, die ontstaat door eene overeenkomst, waarbij! twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te doelen. Ze is geregeld in den 9en titel van het 3 e boek van het Burg.

We tb. Het We tb. van Kooph. behandelt in den 3en titel van het le boek: de vennootschap onder firma; de commanditaire vennootschap; de naamlooze vennootschap; de handeling voor gemeene rekening; maakt melding in artt. 286 en 308 van: de wederkeerige verzekerings- of waarborgmaatschappijen; en bevat in den 2en titel van het 2e boek bepalingen betreffende: de reederij.De vennootschap onder firma (société en nom colleetif, offene Handelsgesellsehaft) berust op eene overeenkomst, welke schriftelijk moet worden aangegaan, doch ten behoeve van derden ook van kracht is, al is ze slechts mondeling gesloten. Ze vormt eene vereeniging van twee of meer personen ten einde onder eenen gemeenschappelijken naam koophandel te drijven.

De commanditaire vennootschap (.,vennootschap bij wijze van geldschieting” of ,,en commandite”, société en commandite, Kommandit-GeselIschaft) is eene vereeniging van personen, die eene overeenkomst, hetzij schriftelijk of mondeling, hebben aangegaan tot winstbejag voor gezamenlijke rekening. Ze moet worden gesloten tusschen eenerzijds een of meerdere vennooten, die, voor zooverre ze niet van dat recht zijn uitgezonderd, namens de vennootschap naar buiten optreden en dusdoende de onderneming uitvoeren, en welke alzoo hunne nijverheid inbrengen, al dan niet vermeerderd met andere vermogensdeelen, en anderzijds een of meerdere vennooten, die slechts kapitaal mogen inbrengen, die zelfs niet uit kracht eener volmacht in de zaken der vennootschap mogen werkzaam zijn of eenige daad van beheer verrichten, en wier naam evenmin in de te bezigen firma mag voorkomen.

Eerstgenoemden zijn de actieve of complementaire vennooten, laatstgenoemden de rustende, slapende of commanditaire vennooten; eerstgenoemden zijn hoofdelijk voor het geheel tegenover derden aansprakelijk, laatstgenoemden zijn tegenover derden in het geheel niet verantwoordelijk en hebben tegenover hunne mede-vennooten slechts de verplichting het kapitaal te fourneeren, dat zij bij de overeenkomst hebben toegezegd; verder reikt hunne aansprakelijkheid niet, en meer verliezen kunnen zij ook niet.

Komt echter de naam van een commanditair voor in de firma, welke de vennootschap voert, of is hij in de zaken der vennootschap werkzaam, of verricht hij voor haar eenige daad van beheer, dan verklaart de wet hem dientengevolge hoofdedjk verantwoordelijk met terugwerkende kracht voor alle loopende schulden en verbintenissen. Uitzondering op deze regeling vormt de bepaling dat de naam van dengeen, die eertijds lid eener vennootschap onder firma was en, na hare ontbinding, als commanditair is b’ijven deelnemen, in de firma mag blijven bestaan.

De naamlooze vennootschap (société anonyme, Aktiengesellschaft) draagt den naam van het voorwerp der onderneming, niet dien harer vennooten of lidmaten, weshalve zij ten onrechte „naamloos” genoemd wordt. _

De eerste naaml. venn. werd in het jaar 1497 in de republiek Genua, onder den naam St. Georgsbank gevestigd tusschen degenen, die geld aan de republiek hadden voorgeschoten, en aan wie in plaats van den oorspronkelijk overeengekomen interest het recht tot inning van sommige belastingen werd overgedragen.

In strekking was ze zoo geheel verschillend van de daarop twee eeuwen later volgende Oost-Indische Compagnie, dat de oprichting van laatstgenoemde niet als eene navolging beschouwd wordt, doch deze als de baanbreekster van deze groep van vereenigingen geldt. Haar ontstaan moet dan ook worden toegeschreven aan eene voltooiing der denkbeelden, waarmede men sedert reeds langen tijd vertrouwd was ten aanzien der commanditaire vennootschap.

Bij beide instellingen kan immers de nietwerkende vennoot niet méér verliezen dan hij der onderneming heeft toevertrouwd en, terwijl bij de comm. venn. nog de werkende vennoot bestaat, is dit begrip bij de naaml. venn. verdwenen.

In sommige landen is ze uitdrukkelijk door de wet erkend, in andere — zoo ook hier te lande — door constante jurisprudentie uit de wet afgeleid, als te zijn een rechtspersoon, d. w. z. een door het recht als persoon beschouwde abstracte eenheid, die bevoegd is zelfstandig rechten en verplichtingen te hebben. Haar ontstaan spruit voort uit eene overeenkomst, aangegaan door twee of meer personen, en heeft tot grondslag een stamkapitaal. Die personen vormen te zamen eene vereeniging, eerst als oprichters voor het doen-ontstaan der naaml. venn., en na hare oprichting als lidmaten van dat afzonderlijke wezen.

De overeenkomst moet notarieel worden velleden, het doel der onderneming vaststellen, een bestuur als uitwendig orgaan aanwijzen, een termijn bepalen voor den duur van haar bestaan, en het maatschappelijk kapitaal vermelden. Zij, die de akte van oprichting aangaan, moeten te zamen ten minste een vijfde van het kapitaal vertegenwoordigen, en een termijn moet zijn vastgesteld, binnen welken het overige gedeelte van het stamkapitaal — indien door de oprichters niet voor het geheel genomen — zal geplaatst zijn. Voldoet de overeenkomst aan deze vereischten, dan wordt de koninklijke bewilliging gevraagd en, indien de akte geene bepaling strijdende met de publieke orde of goede zeden bevat, steeds verleend; dientengevolge is een stempel op den vorm der vestiging gedrukt, doch geenszins het wezen der venn. gewaarborgd.

Bijkomende bepalingen, zooals omtrent de inwendige organen — waartoe de raad van commissarissen of van toezicht en de algemeene vergadering van aandeelhouders behooren —, omtrent het stemrecht, etc., behoeven niet in de akte van oprichting te worden vermeld. Het stamkapitaal is verdeeld in aandeelen, welk woord gebruikt wordt om aan te duiden zoowel een deel van het vermogen der venn., als het document, zijnde het bewijs van het aandeel.

Dit aandeelbewijs (action, aktie, share) moet den naam van den aandeelhouder vermelden zoolang het aandeel niet is volgestort, terwijl intusschen de overdracht met rechten en verplichtingen aan een derde slechts onder goedkeuring der bestuurders en op de in de overeenkomst vastgestelde wijze kan geschieden. Is het aandeel volgestort, dan kan het aandeelbewijs aan toonder luiden en het lidmaatschap met daaraan verbonden rechten vrijelijk worden overgedragen.

De winsten worden, na dekking der eventueele verliezen, in verhouding der kapitaalsaandeelen den aandeelhouders uitgekeerd, welke in geen geval verantwoordelijk zijn voor meer dan de integrale betaling van hun aandeel in het kapitaal. Die gemakkelijke overdraagbaarheid der aandeelen en de volstrekt beperkte aansprakelijkheid vormen voor hen, die niet bekwaam of niet geneigd zijn de gevaren van den handel te trotseeren, de aantrekkingskracht van dit rechtsinstituut.

Standaardwerken: A. Renaud (2e uitg. 1875), Karl Lehman 1le deel 1898, 2e deel 1904).