Gepubliceerd op 23-02-2021

Theodorus wilhelm johan juynboll

betekenis & definitie

nederl. oriëntalist, geb. 1802 te Rotterdam, studeerde van 1821—28 te Leiden in de godgeleerdheid, waar hij onder de leiding van Hamaker vooral de oostersche letteren beoefende, werd in 1828 predikant te Voorhout, in 1831 hoogl. te Franeker, in 1841 te Groningen en in 1845 hoogl. in de Oostersche taal- en letterkunde en interpres legati Warneriani te Leiden, waar hij 16 Sept. 1861 overleed. Zoowel door zijn onderwijs als door zijn schriften bevorderde hij hier te lande zeer de studie der oostersche letteren, voor welke vooral aan de Leidsche hoogeschool door zijn voorgangers Hamaker en Weijers de belangstelling verlevendigd was.

Behalve verhandelingen in de „Letterkundige Bijdragen” (1838—40) en de „Orientalia”, door J. met Weijers en Roorda uitgegeven, academische oraties, schreef J. zijn hoogst belangrijke Commentarii in historiam gentis Samaritanae (1846), Chronicon Samaritanmn Arabice conscriptum, cui titulus lïber Josuae (1848); verder gaf hij een Arabisch geogr. woordenboek met rijke annotaties en de Arab. kronijk van Abu’1 Mahasin uit.

< >