Thea Chinensis L. (CamelUa Thea Lk.), plantengeslacht van de familie Ternstroemiaceae (zie Cistifloren), is een altijd groene heester met afwisselende elliptischlangwerpige bladeren en okselstandige witte bloemen. In wilden staat kan de Theeheester 10 M. hoog worden; gekweekt houdt men de plant kort, tot 1 M. Thea riridls L,, [i]Th.
Bohea[/i] L., Th. Strictu H a y n e zijn waarschijnlijk slechts variëteiten van Th. Chinenn^ L.; de Th. Assamica M a s t., de Assam-thee, welke thans in Indië bij voorkeur geteeld wordt, schijnt echter eene afzonderlijke soort. De theeplant is in China en Assam inheemsch; zij groeit thans vooral als cultuurgewas in China, Japan, Ceylon, Britsch-Indië, Java enz. Ofschoon het gebruik van theebladeren voor het bereiden van thee-drank reeds in de 9de eeuw in Japan (en veel vroeger in China) bekend was, werden zij eerst in de 17de eeuw door de Oost-Indische Compagnie in Europa ingevoerd.
Op Java wordt thans de T. uitsluitend gekweekt in de koelere bergstreken der Preanger regentschappen, vooral bij Soekaboemi. De jaarlijksche opbrengst is pl.m. 12 millioen Kgr., op Ceylon en in Britsch-Indië elk pl.m. 65 millioen Kgr. De versche theeblaadjes hebben alleen een samentrekkenden smaak, en krijgen eerst geur door de bereiding (,,fermentatie’7). Versch en dus nog nat worden zij een dag lang op bamboesborden uitgespreid ter verflensing, vervolgens in een walsmachine tot klompen gerold, en daarna weer op borden uitgespreid om te gisten (oxydeeren en fermenteeren), waardoor het looizuur-gehaite vermindert en de theegeur voor den dag komt. Eindelijk in machines (sirocco’s) gedroogd, dan door ziften gesorteerd, en eenigen tijd in bewaarkisten opgeborgen, is de thee klaar ter verzending. Meest verpakt men in kwartkisten (van 40 Kgr. inhoud), die van binnen met theelood bekleed zijn.Thee bevat 1—3 % theïne (= coffeïne), voorts looistof en in geringe hoeveelheid eene uiterst geurige vluchtige o.ie (thee-aroma). De gewone soort, op boven beschreven wijze verkregen, is de zwarte thee, die naar de qualiteit onderscheiden wordt als Pecco (duurste soort, van het allerjongste loof), Souchon, Oolong, Congo en Bohea. Groene thee wordt van dezelfde plant verkregen, door de bladeren onmiddellijk na den pluk sterk te verhitten, te rollen en te drogen.
Verreweg het grootste theeverbruik is in Engeland en in landen met Engelsche bevolking (N.-Amerika en Australië), ook in Rusland en in Nederland; in de overige landen is het gebruik gering. Thee wordt somwijlen vervalscht met andere bladen, en vaker nog wordt het reeds afgetrokken theeblad gedroogd en opnieuw verkocht. Eerstgenoemde vervalsching is gemakkelijk te ontdekken als men let op den eigenaardigen vorm van het theeblad: kort gesteeld, spits toeloopend, gezaagde bladrand; microscopisch is bovendien het theeblad met zekerheid te herkennen aan de vertakte steencellen (,,idioblasten”) in het bladmoes. Uitgetrokken theebladen geven natuurlijk slechts een gering extractgehalte; goede waar moet aan heet water ten minste 30 % afstaan.