(fr. Ceylan) Eng. eiland in den Ind. oceaan, beoosten de zuidspits van Voor-Indië, en door de Palkstraat daarvan gescheiden.
He naam is ontstaan uit Silan, afkorting in de spreektaal van den Pali-naam Sihalan, afkomstig van het Sanskriet Sinhala (woonplaats de leeuwen); in de oud-indische gedichten heet het eiland Lanka, bij de Grieken Taprobane Het ligt tusschen 5° 55’—9°51’N.B. en79ü41’ 40"—81° 54’ 50"0.L. van Greenwich, en heeft een van het z. naar het n. versmallende peervormige gedaante ; lengte van n. naar z. 437 km., grootste breedte 221% km., omvang 1223% km., oppervlakte, met de omgelegen kleinere eilanden 65693 km2.; het eiland wordt door een voor het noordelijk deel Palkstraat en voor het zuidelijk gedeelte golf van Manaar geheeten zee-engte van het vasteland van Indië gescheiden; deze zee-engte is op haar smalste punt, de Adamsbrug (zie aldaar), nog 96% km. breed. Het noordelijk deel van het eiland bestaat in hoofdzaak uit zeezand en madreporenhalk, verder zuidelijk uitlaag, ten deele zelfs moerassig vlakland, waaruit zich slechts hier en daar onbeduidende heuvelreeksen en kleine berggroepen verheffen; de zuidelijke helft bevat daarentegen een werkelijk bergland, dat door een gedeeltelijk moerassige en langs de kusten lagunen vormende zone vlakland wordt omgeven, een oppervlakte van 9000 km2, bedekt, en met een honderdtal bergspitsen hoogten van 910 tot ruim 2500 meter bereikt, (hoogste toppen Adamspiek, Totapolla, 3252 m., Kirrigalpolla, 2380 m., Pedurutallagalla, 2536 m. Hoewel een zeer warm klimaat bezittende is C. in verhouding tot andere gelijkvormige streken gezond te noemen; koortsen-kweekend echter zijn de moerassen der kuststreken, alsmede de rivieroevers; de gemiddelde jaartemperatuur bedraagt te Kandi 22,22, te Colombo 27,78, te Trikonamalai 32 tot 35» C. ; terwijl te Nuwera Ellia, op 1892 meter boven zeespiegel, het minimum der dagwarmte niet zelden tot ruim 2° C. daalt en nachtvorsten dikwijls voorkomen.Delfstoffen, flora, fauna
Van de metalen komen voor: ijzer, tin, mangaan, nikkel, kobalt, arsenium, wolfram, graphiet, en eenig goud; van de edelgesteenten: amethyst, bergkristal, granaat (Cinnamon stones), robijn, saffier, topaas, enz.; verder bevat de bodem kali-salpeter, zeezout, anthraciet. — De flora van C. munt uit door schoonheid en weelderigen rijkdom, en omvat ongeveer 3000 plantsoorten, welke ten deele eigendommelijk zijn, deels tot het Voor-Indische, deels tot _ het Achter-Indisch-Maleische plantengebied behooren; kenmerkend voor C. is, vooral in de lagere streken, de rijkdom aan alinen uit de geslachten Areca, Caryota, alamus, Borassus, Corypha, Phoenix en Cocos; de bosschen bevatten voortreffelijke houtsoorten voor timmerhout, scheepsbouw enz., alsmede allerlei verf houtsoorten; de belangrijkste kultuurplanten zijn gember, peper, de van de Molukken naar hier overgebrachte muskaatnoten, rijst, suikerriet, indigo, tabak, koffie enz. — Gok de fauna is uit verschillende elementen saamgesteld; de overhand hebben de vormen welke ook op de zuidpunt van Voor-Indië, voor zoover deze (tot aan de Nilgiri) bergachtig is, voorkomen; evenals in deze streken dus de vormen, die in den Himalaya worden teruggevonden, in het noordelijk deel van Voor-Indië echter ontbreken; hierbij voegt zich nog een aantal ook op Malakka en de Soenda-eilanden voorkomende dieren, behalve een reeks eigendommelijke vormen. Onder de talrijke aapsoorten komen meerdere tot het eiland beperkte slankapen voor, terwijl gibbons geheel ontbreken; de Lemuriden worden hier door een eigen geslacht vertegenwoordigd; van de roofdieren worden meerdere katsoorten (tijger uitgezonderd) en civetkatten, benevens de lippenbeer aangetroffen; van de insecteneters komen slechts soorten van de bijna cosmopolitische familie der spitsneuzen voor, van wilde herkauwers alleen Cervina-vormen, nl. horten en dwergmuskusdieren (Tragulus); de overige hoefdieren zijn slechts door zwijnen en den Indischen olifant vertegenwoordigd; 61 vogelfamiliën, 17 slangenfamiliën en 7 hagedisfamiliün tellen soorten op Ceylon; voorts komen van de kruipende dieren nog 2 krokodillen en meerdere schildpadden voor; in de zoete wateren leven vertegenwoordigers van 21 vischfamiliën; aan insecten, uit alle orden, is het eiland zeer rijk, evenals aan fraaie landmollusken; aan de kust bevinden zich de rijkste parelbanken.
Bevolking
Deze werd 31 Dec. 1896 berekend op 3.008.466 zielen (1.594.182 mannen, 1.414.284 vrouwen), behalve het toenmaals 1779 man sterke engelsche leger; de bevolking bestaat uit Singhaleezen, Tamuls, Mooren (nakomelingen van moham. avonturiers uit Dekan en Arabië), Eurasiërs, Burghers (nakomelingen van nederl.-singhaleesche Eurasiërs), Maleiers, Europeanen, enz.; ruim l%millioen belijdt het buddhisme; overigens vindt men vooral hindoes en mohamedanen. Heerschende talen zijn het singhaleesch en het tamil; onder de nakomelingen der portugeezen heeft zich een portug. dialect gehandhaafd; het nederl. is zoo goed als uitgestorven; het engelsch heeft in de steden de overhand. De bevolking bedrijft land- en tuinbouw, runderteelt, vischvangst, kustvaart; de industrie omvat het bereiden van kokosnootolie, het weven van katoenen stoffen, het bereiden van suiker en en brandewijn (toddy) uit het sap van palmboomen, destallatie van arrak en welriekende oliën, enz.; velen vinden hun bestaan in de