Gepubliceerd op 14-03-2021

Teer

betekenis & definitie

product der droge destillatie van hout, turf, bruinkool, steenkool, bitumineuse schieters enz.; is een bruine of zwarte vloeistof, wordt bij cokes- en gasbereiding als nevenproduct gewonnen en uit hout, turf,* bruinkool en bitumineuse schiefers als hoofdproduct bereid. Houtteer is stroopachtig, donkerbruin, soortelijk gewicht 1.075—1.60, werkt door zijn gehalte aan creosoot bederfwerend (daarom veel gebruikt om hout- en touwwerk te bestrijken, te teren), geeft bij destillatie eerst lichte (houtolie), vervolgens zware teerolie (gebruikt om zwartsel te bereiden) en eindelijk creosoot en als overschot pek. Uit turf teer bereidt men turfolie, smeerolie en paraffine, evenals uit de wasgele, boterachtige bruinkoolteer en de [i]schieferteer.

Steenkoolteer,[/i] koolteer, is zwart, heeft een onaangenamen geur, soortelijk gewicht 1.15—1.22, bevat koolwaterstoffen, zure lichamen (phenolen), en basen (aniline, leucoline, enz.), geeft bij de destillatie allereerst lichte koolwaterstoffen (benzol, toluol), die alvorens in den handel te worden gebracht met zwavelzuur en natronloog gereinigd worden; bij verdere verwarming verkrijgt men oliën, waaruit phenolen (carbolzuur) gewonnen worden, dan nog verschillende koolwaterstoffen (smeerolie, naphthaline, anthraceen) en als residu steenkoolpek, dat als asphalt-surrogaat en om te vernissen gebruikt wordt; in het geheel verkrijgt men 0,8 pCt. benzol en toluol, 0.6 andere vluchtige oliën, 0,2 zuivere phenol, 0.3 cresol enz., 3,7 naphthaline, 0,2 anthraceen, 24 zware oliën en 55 pek. De lichte teeroliën worden hoofdzakelijk gebruikt ter bereiding van teerverfstoffen, als oplossingsmiddel voor caoutchouc en als lichtstof, de zware voor het impregneeren van hout, als smeerolie, ter bereiding van zwartsel.

< >