Gepubliceerd op 14-03-2021

Taikoen

betekenis & definitie

Groote Heer, een in Japan zelf niet gebruikelijke titel, waarmee men in het buitenland gewoonlijk den shogoen van Japan aanduidt. De titel is voor het eerst gebezigd in een schrijven van den koning van Korea aan den derden shogoen der laatste dynastie, Jemitsoe (1623—51).

De japansche shogoen (voluit: sei i tai shogoen) was oorspronkelijk de veldheer van den mikado; het ambt werd ingesteld in 1192, toen Joritomo, uit het geslacht Minamoto, eenige oproerige vazallen onderworpen en de regeering in handen van den japanschen krijgsadel gebracht had. Weldra had de shogoen in Japan een gelijke macht als de major-domus bij de Franken, hij deelde de heerschappij met den mikado; deze dubbelheerschappij duurde, afgezien van enkele onderbrekingen (1571—1603, enz.) tot 1868. Nu eens was de mikado, dan weer de T. de eigenlijke heerscher; gewoonlijk was de T. de wereldlijke, de mikado de geestelijke keizer. Zie ook bij Japan, Geschiedenis.

< >