(door de bewoners zelf tot in de 14de eeuw Korai, later Tsjo-sen en sinds 1896 Tdehan genoemd; chineesch Kaoli, nu gewoonlijk Tsjao-sjen; japansch: Tsjo-sen), schiereiland en keizerrijk in Oost-Azië, dat de Gele zee van de Japansche zee scheidt, en volgens Supan 218.200 km.2 groot is (met het eiland Quelpart). In het noorden vormen twee rivieren, de Jaloe-kiang en de Tjoemen de grens met China en de Tussische Amoerprovincie.
Het land is deels berg-, deels heuvelachtig; slechts de omgeving der hoofdstad (Seoel) en het door de Nak-tong doorstroomde deel der provincie Kjeng-sang zijn eenigszins vlak. De kust is bezet met een menigte eilanden. Onder de bevaarbare rivieren van K. zijn de Jaloe-kiang, de Tsjeng-tsjon (70 km.), de Ta-tong-gang (120 km.), de Hanggang (130 km., tot boven Seoel), de Kemgang (50 km.), de Kwang-tsjon-gang (90 km., tot Na-dsjoe), de Nak-tong-gang (,230 km.), alle aan de west- en zuidkust mondend, de voornaamste. Eet klimaat is continentaal; Chemulpo heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 9.4° C.; Aug. is de warmste (31.7°), Jan. de koudste maand (—16° C.); de Jaloekiang, de Tjoemen en de Ta-tong-gang zijn vier maanden van het jaar met ijs bedekt; in het noorden is de sneeuwval zeer aanzienlijk. In Juli vallen in K. zware zomerregens, die het verkeer zeer bemoeilijken. Het land bevat vele bruikbare delfstoffen, o. a. goud (productie in 1900: 1950 kilogram), ijzer, lood, koper en steenkool, verder uitgestrekte bosschen (eiken, dennen, in het zuiden ook bamboe).
De hoofdproducten van den landbouw zijn rijst, gerst, tarwe, boekweit, boonen, spaansche peper, tabak, katoen. De industrie staat nog op lagen trap; intussehen geldt het koreaansche papier als het beste en sterkste van geheel Oost-Azië. De dierenwereld komt vrijwel overeen met die van Japan en Noord-China, en bestaat uit een mengsel van palaeo-arctische en subtropische bestanddeelen.De Koreanen behooren tot de hoog-aziatische rassen; zij gelijken meer op de noord-Chineezen dan op de Japanners, het meest echter op de bewoners der Lioe-Kioe-eilanden. Volgens een ambtelijke telling in 1900 ten behoeve der belastingen had K. in dat jaar 5.415.439 (2.955.928 mannen, 2.459.511 vrouwen) belastingplichtige inw.; Supan heeft uit dit cijfer berekend, dat de geheele bevolking ongeveer 9.670.000 zielen zal bedragen. Tot in den nieuwsten tijd was het koreaansche volk verdeeld in een sterk bevoorrechte adels- en ambtenaarsklasse, vrije burgers en lijfeigenen. De adel is nog heden vrijgesteld van krijgsdiensten en geniet een zekere onschendbaarheid. Er zijn in K; twee hoofdgodsdiensten, die van Confucius en het buddhisme. Het onderwijs, ook de examens, is geheel ingericht naar chineesch model.
Sinds de 14de eeuw regeert in K. het huis Han; iedere monarch wijst zijn opvolger aan. 12 Oet. 1897 nam koning J-hong (regeerend vorst sinds 1864) den titel van keizer aan. Er zijn 8 ministeries benevens een niet tot het kabinet behoorend minister van het keizerlijk huis. Voor den buitenlandschen handel staan thans 8 verdraghavens open, n.l. Won-san, Foe-san en Chemulpo sinds 1881, Mok-po en Tsji-nan-po sinds 1897, Koen-san, Ma-san en Siëng-tsjin sinds 1899.
Korea, (Morgenvlakte), een land dat zijn nationaliteit, zij het dan niet zijn onafhankelijkheid, vele eeuwen heeft weten te bewaren, maar thans alle teekenen van machteloosheid geeft, bezit zijn tegenwoordige grenzen sinds 934, het jaar waarin de Wang-dynastie op den troon kwam. Van de koreaansche geschiedenis is weinig bekend. In 1668 gaf een Nederlander, Hendrik Hamel van Gorkum, die 12 jaren in K. gevangen was gehouden, een boek over dit land in het licht (te Rotterdam gedrukt en spoedig na het verschijnen in het fransch en engelsch vertaald), dat langen tijd in Europa het eenige werk over K. was. De werken van Lapérouse, Broughton, Hall en Belcher bevatten eenige bijzonderheden omtrent de kuststreken van dit groote schiereiland. In 1836 verschenen de eerste zendelingen (fransche r.-kath.) in K., die, langs de landwegen voortdringend, een aantal gemeenten stichtten, tot in 1866 een zware christenvervolging losbrak. Hierbij kwamen ook eenige missionarissen om en dit had een tuchtiging door een fransch eskader onder admiraal Roze (bombardement van de vesting Kang-hwa aan de rivier Han-gang, Oct. 1866) ten gevolge.
Japan, dat van oudsher grooten invloed had in K., erkende bij verdrag van 26 Febr. 1876, gesloten te Kang-hwa, de onafhankelijkheid van K., doch verlangde daarvoor openstelling van meerdere havens voor japansche onderdanen en het recht van consulaire vertegenwoordiging. In de eerstvolgende jaren volgden gelijke verdragen met de Vereenigde Staten en verschillende europeesche mogendheden. Het eerste gedeelte van den japansch-chineeschen oorlog van 1894 werd op koreaanschen bodem uitgevochten. Het resultaat voor K. van dezen oorlog was opheffing der afhankelijke verhouding jegens China door den vrede van Sjimonoseki (8 Mei 1895). De invloed dien de Japanners nu kregen gaven echter de machtige Ming-partij, aan wier hoofd de koningin stond, aanleiding zich tegen de voorgenomen hervormingen te verzetten; het hervormingsgezinde ministerie werd daarop ontslagen, het op europeesche wijze ingerichte leger ontbonden. Het japanschgezinde deel der bevolking kwam toen onmiddellijk in opstand; de koningin werd vermoord.
De anti-japansche beweging groeide echter aan, en de koning riep (naar men veronderstelt) de hulp van Rusland in; 10 Febr. 1896 landde te Chemulpo een detachement van 200 russische mariniers, die het russische gezantschap te Seoel bezetten. De koning stelde zich onmiddellijk onder hun bescherming en nam in 1897 den titel van keizer aan. In April 1898 kwamen de beide naar invloed in K. strevende landen, Japan en Rusland, overeen, de volle onafhankelijkheid van K. te erkennen en zich beide van inmenging in de binnenlandsche aangelegenheden van dit land te onthouden. Uit dit verdrag vloeiden weldra allerlei geschillen voort en het werd I een der aanleidingen tot de gespannen verhouding tusschen beide landen, die ten slotte tot een oorlog leidde.
Literatuur: E. Oppert, A forbidden land j (Lond. 1880, duitsch Leipz. 1880), J. Rosz, Hinlonj of ('oren (Lond. 1880), Hesse-Wartegg, j Korea (Leipz. 1895), Pogio, Korea (Weenen 1896), Wilkinson, The Corean Government (Schang-hai 1896), Hamy, jDocuments sur l’anlhropologie de la Corée (Parijs 1896), Bishop, K. and her neighhours (2 dln. Lond. 1898), Laguerie, La Corée indé pendant c, russe et japonaise (Parijs 1898), Beschrijving van K. (bewerkt in de kanselarij van het russische ministerie van financiën, russisch 3 dln. Petersburg 1900), Wolter, K. chist und jctzt (Hamb. 1902).