Gepubliceerd op 18-03-2021

Stemrecht

betekenis & definitie

de bevoegdheid om door het uitbrengen van zijn stem invloed uit te oefenen op een te nemen besluit. In engeren zin: de bevoegdheid om door zijn stem, hetzij in den staat of zijn onderdeelen (provincie, gemeente, waterschappen) rechtstreeks mede te werken aan een te nemen beslissing (volksstemmingreferendum), hetzij personen af te vaardigen tot het nemen van besluiten (kiesrecht, zie ald.).

In ruimeren zin bestaat stemrecht in iedere vereeniging. De wijze waarop het daar wordt uitgeoefend, is geregeld nu eens door de wet (bijv. bij naamlooze vennootschappen, coöperatieve vereenigingen, rechtspersonen in het algemeen) dan weder door de reglementen dier vereenigingen zelf. In de vereenagingen heeft ieder lid één stem, althans naar den regel. Bij naamlooze vennootschappen heeft ieder aandeelhouder zooveel stemmen als hij aandeelen heeft, met deze beperking echter, dat niemand meer mag uitbrengen dan zes stemmen (art. 54 Wetb. v. Kooph.). Een dergelijk stemrecht, evenredig aan het belang, dat men bij de te nemen beslissing heeft, komt op publiekrechtelijk terrein in Nederland alleen voor bij de waterschappen, waar een zekere hoeveelheid grond in de vergadering van ingelanden één stem geeft. Omgekeerd komt het daar ook alleen voor, dat meerdere personen gezamenlijk één stem uitbrengen, n.l. wanneer zij ieder minder grond bezitten dan als eenheid voor een stem is aangenomen.In de uit de staatsinstellingen voortspruitende vereenigingen (Staten-Generaal, Provincie, Gemeente, Raad van State, 'Rekenkamer, Rechterlijke colleges, Waterschappen) is het S. geregeld bij de daarvoor bestaande Reglementen van Orde, voor zoover niet reeds de wet (bij de Staten-Generaal zelfs de Grondwet) regelen daaromtrent heeft gesteld.

Men onderscheidt:

1) mondelinge of geheime stemming. De laatste geschiedt in al de hierbovengenoemde organisaties met gesloten briefjes. De eerste zal tevens openbare stemming zijn, zoo dikwijls zij plaats heeft in openbare vergaderingen. Bij rechterlijke colleges en zoo ook bij Raad van State en Rekenkamer is de stemming over zaken mondeling doch moet het geheim daarvan worden bewaard.
2) Adviseerende en beslissende stem. In sommige vereenigingen hebben enkele personen slechts een zoogenaamde adviseerende stem; zij kunnen slechts advies uitbrengen, maar mogen bij het nemen van het besluit niet meestemmen. In de politieke organisaties is dat het geval met den Prins van Oranje in den Raad van State, den Commissaris der Koningin in de vergadering van de Provinciale Staten, den burgemeester die niet tevens raadslid is, in den Gemeenteraad. Soms wordt aan den voorzitter van een vergadering de beslissende stem gegeven, indien de stemmen hebben gestaakt.

Het stemrecht in den zin van kiesrecht voor de verschillende staatsinstellingen (Tweede Kamer, Prov. Staten, Gemeenteraad) is in Nederland geheim en schriftelijk. Men oefent het uit door op een daarvoor ontvangen stembiljet, waarop de candidaten, die volgens de wet te voren bij het Gemeentebestuur zijn ingeleverd, in alfabetische orde zijn aangegeven, een vakje zwart te maken. Ten einde het geheim der stemming tot zijn recht te doen komen, is ingevoerd het z.g. couloir-stelsel. Wie stemt begeeft zich naar het stemlokaal in een voor het stemmen ingericht stemvak; daar maakt men een open cirkeltje voor den naam van den candidaat, dien men wil kiezen, zwart, en werpt daarna het stembiljet dichtgevouwen in de bus. In Pruisen is de stemming voor het Huis van Afgevaardigden mondeling en openbaar; voor den Duitschen Rijksdag bestaat echter de geheime, schriftelijke stemming.



Algemeen
stemrecht bestaat daar, waar zooals in Duitschland voor den Rijksdag en in Frankrijk voor de Kamer van afgevaardigden ieder burger, die een zekeren leeftijd bereikt heeft, kiezer is, tenzij hij wegens armlastigheid, gevangenschap, faillissement of misdrijf is uitgesloten. Zoodra het stemrecht echter gebonden is aan zekere positieve eischen van geschiktheid of welstand, is het geen algemeen stemrecht meer.

Tot nog toe bezitten in Nederland de vrouwen voor de vertegenwoordigende lichamen, met uitzondering van de waterschappen, het stemrecht niet. In Engeland, Zweden en Noorwegen, Australië hebben de vrouwen reeds voor verschillende staatkundige corporaties het stemrecht verworven.

3) Enkelvoudig en meervoudig stemrecht. In de meeste landen heeft ieder stemgerechtigde voor de staatkundige corporaties één stem. Om de macht van de massa te breken en zoodoende tegenstanders met het algemeen stemrecht te verzoenen, heeft men in sommige landen het meervoudig stemrecht ingevoerd. In België voerde de wet van 7 Sept. 1893 het meervoudig stemrecht voor de Kamer van afgevaardigden in. Ieder Belg van 25 jaar heeft één stem. Daarbij krijgen nu sommigen nog meer stemmen (votes supplémentaires). Ieder gehuwd man n.l. boven de 35 jaar of weduwnaar met kinderen, die voor 5 francs in de directe belastingen is aangeslagen, heeft een tweede stem; evenzoo iedere man van 25 jaar, die een zeker door de wet aangewezen grondbezit heeft, of een zeker bedrag bezit op de spaarbank. Ben derde stem is nog gegeven aan elk, die 25 jaar is, een academischen graad heeft of andere examens heeft gedaan of belangrijke ambten bekleedt en tegelijk krachtens zijn grond- of kapitaalbezit, recht heeft op een tweede stem.

In Engeland en Oostenrijk bestaat eenigszins een meervoudig stemrecht, maar op andere wijze en minder uitgebreid. In Engeland mag iedereen, die op meer dan één plaats een woning of land bezit, dat op zich zelf stemrecht verschaft, op elke plaats stemrecht uitoefenen. In Oostenrijk, waar getrapte verkiezingen voorkomen, bestaat het meervoudig kiesrecht in zooverre, dat de kiezers uit de eerste vier klassen, ook nog eens stemrecht hebben in de laatste klasse.

Volksstemming (referendum) is het stemrecht over den staat rakende onderwerpen door het volk zelf. Het komt voor in Zwitserland omtrent door de nationale vergaderingen aangenomen of verworpen wetsontwerpen. Een volksstemming heeft daar omtrent een wetsontwerp plaats, indien 30000 stemgerechtigden of 8 kantons het verlangen.

Naast deze soort van volksstemming staat het referendum, dat door den koning kan worden uitgelokt, wanneer een wetsontwerp door de volksvertegenwoordiging is aangenomen of verworpen. Van een dergelijke volksstemming is sprake geweest bij de jongste Grondwetsherziening in België (1891). Men had toen echter tegen deze instelling, die aanvankelijk door de regeering was gewenscht, zulke bezwaren, dat men haar in de Grondwet niet heeft opgenomen.

< >