Gepubliceerd op 18-03-2021

Smeden en smeedijzer

betekenis & definitie

Het gebruik van het ijzer en zijne toepassing als smeedijzer gaan terug tot in de vroegste tijdperken der beschaving. Veel vroeger dan het ijzeren tijdperk in de geschiedenis der menschelijke cultuur in Europa voorkomt, werd dit materiaal gebruikt, zoowel voor nuttige doeleinden als voor werken van weelde.

Volgens gegevens, die de godsdienstige boeken der Hindoes bevatten, moet de ontdekking van het ijzer ongeveer 3000 jaar vóór onze jaartelling hebben plaats gehad, terwijl dit materiaal bij de Egyptenaren eerst 1000 jaar later wordt vermeld. In Genesis IV : 22 wordt Tubal-Kaïn „leermeester van alle werken in koper en ijzer” genoemd. Volgens de mythe van Vulcanus is het gehamerde ijzer in Griekenland tot zeer primitieve tijden terug te brengen. Zoowel de zangen van Homerus als de aanteekeningen van Herodotus en Hesiodus getuigen, dat in Oud-Griekenland deze techniek eene groote volmaaktheid had bereikt, terwijl de Etruskers omtrent 700 v. Chr. de mijnen van het eiland Elba moeten hebben ontgonnen en het materiaal tot verschillende doeleinden verwerkten.In Indië, Perzië en Arabië bereikt de smeedkunst al zeer vroeg eene groote volmaaktheid. Dehli onderscheidt zich door uit koud ijzer gesmeede schilden. 'Gwalior en Lushkor door het smeden van blanke wapens. Shahabad en Nurpur door prachtig versierde wapenrustingen en schubpantserkleedingen, terwijl het eiland Java sedert den Hindoetijd wegens de bekwaamheid zijner wapensmeden bekend stond.

In Perzië was het voornamelijk de provincie Chorassan en in Arabië de steden Damascus en Bagdad, alwaar de schoonste gedamasceerde, met goud geïncrusteerde wapens en sieraden vervaardigd werden, die door de kruisvaarders naar het Westen werden gebracht en die er niet weinig toe hebben bijgedragen, aldaar de kunst der wapensmeden tot hoogere ontwikkeling te brengen.

Gedurende het laat-Grieksche, het GriekschRomeinsche en het Romeinsche tijdperk, blijft het gebruik van het ijzer zich voornamelijk tot nuttige doeleinden, ten behoeve van onderdeelen voor de constructie, tot gereedschappen en werktuigen beperken, terwijl het brons voor artistieke voorwerpen het geliefkoosd metaal is.

In Germanië, Gallië en de noordelijke landen van Europa, behoorde het smeden tot de edelste handwerken en werd met voorliefde beoefend. Bij het eindigen der romeinsche heerschappij kwam het handwerk over het algemeen in verval en werd eerst in meer rustige tijden, aanvankelijk in de werkplaatsen, die door de kloosters werden opgericht, later door de vrije handwerkers opnieuw tot ontwikkeling gebracht.

In de Vde en Vide eeuw onzer jaartelling werden de verlaten ijzermijnen weder geopend, de smeltovens opgebouwd en de smidsen in beweging gebracht, zoodat het ijzer ten tijde van Karel den Grooten weder in gebruik was gekomen en de techniek der bewerking zich geleidelijk ontwikkelde.

Gedurende de Middeleeuwen vindt het ijzer weder zeer ruime toepassing in het vervaardigen van wapens en gereedschappen, voor constructieve doeleinden en werktuigen, voor de inrichting van het huis en het maken van huisraad, zoodat de techniek van het gehamerde ijzer groote volmaaktheid verkreeg.

In de vroegste tijden werd het ijzer vermoedelijk gewonnen door gebrekkige verhitting van het erts; de aldus verkregen klompen waren klein en lieten, wat zuiverheid van materiaal betreft, veel te wenschen over. De primitieve wijze van ontginnen heeft evenwel al reeds vroegtijdig verbetering ondergaan, terwijl de artistieke bewerking van het ijzer sedert onheuglijke tijden heeft plaats gehad. Herodotus toch maakt reeds gewag van ijzeren vaatwerk, dat hij te Delphi heeft gezien. Intusschen is het aan geen twijfel onderhevig, dat de ontginning van het ijzer, gedurende de oudheid, met veel meer moeilijkheden gepaard ging dan zulks in lat er en tijd het geval was, daar nieuwe ontdekkingen en uitbreiding van mechanische middelen in de productie groote verbeteringen brachten en haar aanzienlijk deden toenemen. (Zie IJzer).

Bij het ontginnen van het materiaal, zijne verdere omzetting in smeedijzer en de voorbereiding tot het walsen, waarbij het tot staven, platen of draad wordt verwerkt, zooals het bij het smeden in toepassing wordt gebracht, gebruikte men eertijds voornamelijk houtskool, waardoor het tot smeden bestemde ijzer eene groote mate van taaiheid en lenigheid behield, hoedanigheden, die bij de behandeling met kolen en cokes, zooals thans geschiedt, voor een deel verloren gaan.

Bovendien werd bij bovengenoemde voorbereiding, welke voornamelijk door het toepassen van menschelijke krachten geschiedde, het materiaal herhaaldelijk gehamerd, waardoor de eigenschappen, die het voor het kunstsmeden bijzonder geschikt maakten, toenamen. De primitieve en veelvuldige bewerking waren dus oorzaak, dat de kwaliteit van hoogere waarde was dan die van het materiaal, dat heden ten dage door mechanische middelen verkregen wordt. Deze primitieve bewerking was nog in gebruik, toen het smeden van het ijzer in Europa reeds eene hooge vlucht had bereikt en niettegenstaande de voordeelen, die in den tegenwoordigen tijd bij het ontginnen en het voorbereiden van het materiaal werden bereikt, moet men evenwel erkennen, dat de smeden, die vanaf de 13de tot de 14de eeuw hun vak uitoefenden, hoogst bekwame en vaardige werklieden waren, die boven hunne hedendaagsche collega’s verre hebben uitgemunt.

Een goed kunstsmid is voorzeker geen alledaagsch verschijnsel; naast jarenlange ervaring, wat betreft het technisch gedeelte van het vak, namelijk het stoken van het vuur, de kennis der eigenschappen van het materiaal, dat wordt verwerkt, alsmede het smeden, wellen en lasschen moet hij een natuurlijken aanleg voor zijn vak bezitten en een gezond begrip hebben omtrent de vormen, die hij, in verband met het doel, waartoe de door hem vervaardigde stukken moeten dienen, aan het materiaal geeft; hij moet bovendien ervaren zijn in het teekenen en boetseeren en zoo mogelijk in het drijven en ciseleeren.

Het smeden is, indien men het vak met toewijding beoefent, overigens eene bezigheid, die den lust tot den arbeid opwekt en aanhoudend vermeerdert, ja, den arbeider in hartstochtelijke spanning brengt, waardoor zijne geestkracht wordt aangevuurd en zijne behendigheid verdubbeld, omstandigheden, die oorzaak zijn, dat hij de grootste moeilijkheden te boven komt en die hem tevens in staat stellen, het moeilijk te bewerken materiaal naar zijnen wil te vormen en gelijk was te behandelen.

De kunst van het smeden ontwikkelde zich voornamelijk in die landen, alwaar aanvankelijk werkplaatsen voor het vervaardigen van offensieve en defensieve wapens gevestigd waren. Hier toch vond de arbeider gelegenheid, de behandeling v. h. materiaal uitstekend te leeren.

In Frankrijk, Duitschland, Italië, Spanje en de Nederlanden werden gedurende de Middeleeuwen en het tijdperk der Renaissance prachtige werken op het gebied der smeedkunst vervaardigd.

Van de namen der mannen, welke deze kunst beoefenden en ons bekend zijn, willen wij er slechts enkelen noemen. Allereerst den legendarischen Biscornet ^ 1190, aan wien men het vervaardigen van het hang- en sluitwerk toeschrijft, dat thans de poorten van Nótre Dame te Parijs siert en vermoedelijTc voorheen aan de poorten der voormalige kerk van St. Etienne dienst deed, een werk, dat nog heden ten dage de bewondering van eiken vakman opwekt en wiens vervaardiger volgens de legende, zijne ziel aan den duivel beloofde, indien deze hem bij dien reuzenarbeid behulpzaam wilde zijn.

Vervolgens Nicolo Grosso, bijgenaamd Caparra 1490, de maker der smeedijzerwerken, die het paleis Strózzi in Florence sieren. Lorenzius Plattner, de bekende wapensmid van Maximiliaan I, de gebroeders Jörg en Wilhelm Seusenhofer ^ 1547 uit Insbrück. Eerstgenoemde smeedde de prachtige wapenrusting van Frans I van Frankrijk. Desiderius Kollmann ^ 1530 uit Augsburg. Jörg Smidhammer 1559 uit Praag, Quentijn-Matsys die 1470 de bekende putbekroningen te Antwerpen heeft gesmeed. Thomas Rucker + 1570 uit Augsburg ging door voor een der eerste kunstsmeden van zijn tijd. Paulus Köhn + 1586 smeedde het hek dat „den schonen Brunnen” in Neurenberg omringt. Jacob Teunissen Ram uit Haarlem was bekend als een der goede Nederlandsche smeden uit den lareren Renaissance tijd en eindelijk Jean Lamour, smid van Stanislaus. koning van Polen, die de sluithekken vervaardigde, welke heden nog de „Place Stanislas” te Nancy sieren, waarvan in 1767 eene uitgave met afbeeldingen en beschrijving verscheen.

In de Westersche landen waren het aanvankelijk allereerst de werken in brons, die door gesmeed ijzer vervangen werden. Bij de uitvoering hield men vooral het doel, waartoe de voorwerpen waren bestemd in het oog; het gevolg daarvan was, dat de primitieve werken wel zeer eenvoudig van vorm waren, doch door degelijkheid en doelmatigheid hebben uitgemunt.

Toen zich het gebruik van het smeedijzer uitbreidde, de handvaardigheid toenam, en de voorwerpen in meer weelderige vormen werden bewerkt, werd rekening gehouden met de stylrichting, door bouw- en sierkunst gevolgd en zoo ontstonden van af Biscornet tot Jean Lamour eene reeks van elkander opvolgende ornamentale vormen, waaromtrent de afbeeldingen op bijgaande plaat ons eenig denkbeeld geven.

De strenge vormen gedurende de Middeleeuwen in gebruik, werden begin der 16de eeuw, toen de gotische met de klassieke kunst samensmolt, door meer weelderige vormen vervangen, terwijl bovendien voor kostbare werken een paar nieuwe technische middelen den luister der smeedwerken kwamen verhoogen. Een dezer middelen is de incrustatie, waarbij goud of zilver in sierlijke lijnen in vooraf gesmeede voorwerpen werd gehamerd. Deze techniek was reeds sedert de oudheid in het Oosten bekend, doch werd eerst in laatstgenoemd tijdperk in het Westen ingevoerd. Het andere middel bestond in het etsen van ornamentale versieringen op de ijzeren voorwerpen, eene techniek, die volgens de overlevering het eerst door Albrecht Dürer in toepassing werd gebracht. Tevens werd het beitelen in de ijzermassa, waar zulks bij voorspringende en vrijstaande deelen vereischt werdt, veelvuldig toegepast.

Vanaf de tweede helft der 17de eeuw verliest de smeedkunst haar eigenaardig artistiek karakter; de overdreven weelderige vormen van den rococostijl stemmen weinig met het materiaal noch met het doel, waartoe het wordt verwerkt, overeen; alleen kan de knappe techniek, waarmede het vak beoefend wordt, nog bewondering wekken, doch ook deze gaat weldra te loor, zoodat in de 19de eeuw de smeedkunst in diep verval geraakte.

Ook in de Nederlanden werden vele belangrijke werken op het gebied der smeedkunst uitgevoerd; de overblijfselen onzer nationale bouwkunst geven hiervan de meest treffende bewijzen: muurankers, trapleuningen, hekken, bovenlichten, beslagwerk van deuren en luiken en verder hang- en sluitwerk werden op degelijke wijze en met veel smaak vervaardigd.

In het Nederlandsch Museum te Amsterdam en in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem, alsmede in verschillende verzamelingen in ons land vindt men nog zeer mooi smeedwerk, dat getuigenis aflegt van de hooge vlucht die dit kunstambacht in Nederland voorheen heeft bereikt. Thans worden ook ten onzent weder ernstige pogingen in het werk gesteld, dit kunstvak op te heffen en tot ontwikkeling te brengen.

< >