Ichneumonidae, fam. der Vliesvleugelige insecten; lichaam dun en slank, sprieten meestal lang, draad- of borstelvormig, uit vele leedjes samengesteld en in den regel niet geknikt. Het zijn zeer levendige dieren, die in allerlei schuilhoeken doordringen om er de larven van andere insecten op te zoeken.
Drie onderfamilies:1. Evaniidae (gesteeld achterlijf, ingeplant op het ruggedeelte van den buitengewoon grooten metathorax; geslachten: Evania, Foenus, Aulacus, Pelecinus);
2. Ichneumonina s. Ichneumonida genuinae (achterlijf al of niet gesteeld en met het achterste gedeelte van den thorax verbonden tusschen de beide achterpooten; de in Nederland voorkomende soorten, ongeveer 200 in getal, behooren tot de geslachten Ichneumon, Tryphon, Cryptus, Mesostenus, Pezomachus, Lissonota, Ephialtes, Bassus, Banchus, Campoplex, Anomalon, Ophion enz.; eenige daarvan zijn zeer nuttig: Lissonota setosa, die hare eieren legt in de rups van Cossus ligniperda, welke het hout van wilgen en populieren vernielt, Pimpla flavicans, een der grootste soorten, die hare eieren brengt in de rupsen 'van de op vruchtboomen levende Bombyx neustria, en vooral Banchus compressus, een soort die gewoonlijk in groot aantal verschijnt, wanneer de voor de dennenbosschen hoogst schadelijke dennenrupsen (de larven van Trachea pinneperda) zich zeer vermenigvuldigd hebben, en dan deze, door haar als woonplaats voor hare larven te kiezen, weldra in aantal sterk doet afnemen, en Ephialtes manifestator, zie Ephialtes) ;
3. Braconidae, (kleiner dan de vorigen, minder ontwikkeld aderstelsel aan de vleugels; de talrijke hier te lande voorkomende soorten dezer groep behooren tot de geslachten Rogas, Chilonus, Microgaster, Spathius, Bracon, zie ald., Alysia, Aphidius, zie ald.; Spatius clavatus komt dikwijls in de huizen voor en vernielt daar de voor het houtwerk schadelijke larven van Anobium striatum en Anob. tesselatum).