Geheele of gedeeltelijke afwezigheid van lichtstralen, die in den omtrek 'toch aanwezig zijn. Men onderscheidt de slagschaduw en de halfschaduw.
De eerste wordt gevormd wanneer de lichtbron slechts een lichtend punt is, waarvan de stralen door een ondoorsohijnbaar voorwerp werden onderschept. Heeft de lichtbron uitgebreidheid, dan zal achter een ondoorschijnbaar voorwerp eene ruimte zijn, waar geen lichtstralen zijn en andere plaatsen waar slechts een deel der stralen doordringt. In de eerste ruimte is dan een slagschaduw, die omringd wordt door een geleidelijk lichter wordende halfschaduw.
