duitsch taalvorseher, zoon van den vorige, geb. 14 April 1815 te Breslau, 1846 buitengewoon, 1852 gewoon hoogleeraar voor duitsche taal en letterkunde, overleden 30 Aug. 1876 te Erlangen. Zijn werk Die Aspiration und die Lautrerschiebung (1837) behoorde tot de eerste, waarin uitdrukkelijk betoogd wordt, dat de klankwetten alleen voor gesproken klanken, niet voor geschreven letters gelden.
R. schreef o. m. over Die Einwirkung des Christentums auf die althochdeutsche Sprache (1845) en een Geschichte d. german. Philologie (1870). 1875 werd R. door het ministerie belast met het samenstellen van een ontwerp ter vaststelling eener algemeene duitsche Orthographie; hij ging uit van het standpunt, dat de Orthographie alleen phonetisch, niet historisch moest zijn.