duitsch schrijver over politieke, literatuur-historische en philosophische ‘onderwerpen, geb. 5 Oct. 1821 te Grünberg in Silezië, kreeg voor Mansfeld zitting in het Frankfürter parlement, waarin hij zich bij het rechter-centrum aansloot, welks standpunt hij ook in het werk Die deutsche Nationalversammlung (3 stukken, 1850), een historische beschouwing van bedoeld parlement, tot het zijne maakte, en eveneens als redacteur der „Konstitutionellen Zeitung” (Berlijn) met talent verdedigde, wat weldra zijn uitwijzing tengevolge had; 1858—64 was hij hoofdredacteur der „Preuss. Jahrbücher”; in 1860 werd hij buitengewoon en in 1868 gewoon hoogleeraar in philosophie en nieuwere duitsche letterkunde te Halle.
Hij overl. 27 Aug. 1901. Voornaamste werken: W. von Humboldt (Berl. 1858), Degel und seine Zeit (1857), Arthur Schopenhauer (1864), Die romantische Schule (1870), Herder, noch seinem Leben und seinen Werlcen (2 dln., 1877—85), Das Leben Max Dunde er s (1890).