of Arabische Golf, een golf van den Indischen oceaan, die Azië van Afrika scheidt en zich uitstrekt van de straat van Bab-el-Mandeb, waardoor zij gemeenschap heeft met de Arabische of Perzische zee, ten z., tot aan de landengte van Suez, welke haar tot op de doorgraving daarvan (Suezkanaal) van de Middellandsche zee scheidde, ten n. De vele koraalriffen, rotsen en klippen, die men er aantreft, maken dat zij moeilijk te bevaren is; daarbij komt dat zij een betrekkelijk geringe diepte heeft en dat er sterke stroomen gaan.
De rivieren, die zich in de R. uitstorten, zijn weinige en bovendien van geen groote beteekenis. Daarentegen is de uitdamping zeer sterk. Een en ander verklaart de vermindering in diepte, de daling van den waterspiegel, die men bij de R. waarneemt. De voornaamste eilanden zijn: Aurora, Hassane, Kumaran, Zebaïr, Sabugar en bovendien een groot aantal kleinere. De naam R. is volgens sommigen afkomstig van zeegewassen of van diertjes, die daaraan een roode kleur geven. De R. is 2240 km. lang, 220—350 km. breed, 449.010 km.2 groot; gemiddelde diepte 460 m., grootste diepte 2190 m. Zij heeft een hoog zoutgehalte (tot 4.3 %).