het voornaamste der landbouwwerktuigen, dient om den grond los te maken en voor te bereiden tot het ontvangen van mest en zaad. De P. moet den akker in rechte voren doorsnijden en daarbij den grond omkeeren en losmaken.
De hoofddeelen van den P. zijn de ploegbalk, het ploegijzer, het mes of de schijf, het strijkbord of rister, het zoolhout en de ploegstaart, alsmede, bij den radpioeg, het voorgestel. Ofschoon de gedaante van den P. over het algemeen dezelfde is, heeft men toch onderscheidene inrichtingen van P., hetzij naar verschillende stelsels, hetzij voor bijzondere doeleinden. Zoo heeft men den rad-P., waar het voorste gedeelte van den P. rust op raderen, die bij den voet-P. vervangen worden door z.g. zolen; verder den tweeschaar-P., den schoff-P., den aanaard-P., den ondergrondschen P., enz.; tegenwoordig heeft men ook de ploegen die door stoom of electrieiteit (electr. P.) in beweging worden gebracht.