Bladpootigen, onderorde der Kieuwpootige schaaldieren (Branchiopoda, zie alcL), omvattende de grootere der levende soorten daarvan. De P. hebben een min of meer duidelijk in ringen verdeeld lichaam, en 10— 60 paren bladvormige zwempooten met groote kieuwaanhangsels.
Het achtereinde des lichaams loopt uit in een geleed na-achterlijf of staart. Bij de meesten is het lichaam bedekt met ©en plat schild of omgeven van een ten deel© aan den rug vastgehechte, tweekleppige', lederachtige schaal. Alle soorten bezitten twee samengestelde oogen, welke bij eenige (geslachten Branchipus en Nebalia) op bewegelijke stelen zijn geplaatst; bovendien is altijd een in de middellijn geplaatst enkelvoudig oog aanwezig. De wijfjes van sommige soorten dragen de eieren met zich mede aan aanhangsels van eenige der pooten. De eieren zelf bieden aan droogte en aan koude grooten weerstand, en komen uit in de lente, inzonderheid na overvloedigen regen, zoodat dan sommige soorten zich als het ware plotseling in groote massa vertoonen. De meeste soorten bewonen zoete wateren en zwemmen op den rug. Familiën: Branchipodae, Nebalidae, Apusidae, Esteridae.
