(grieksch Parnasos, tegenwoordig Liakura, Lyakura) een in de grieksche mythologie veel genoemd gebergte van Griekenland, dat als zetel van het pythisch orakel door de dichters als het middelpunt (navel) der aarde beschouwd werd. In ruimeren zin verstaat men daaronder de van den Ota zich zuid-oostwaarts door Doris en Phocis uitstrekkende bergketen, die onder den naam Cirphis (tegenw.
Sumalias) tussehen Cirrha en Anticyra aan de golf van Corinthe eindigt. In engeren zin beteekent P. alleen den hoogsten rug van dit gebergte, met de beide toppen Tithorea in het n. en Lycoria (tegenw. Liakura, 2459 m.) in het z. in de nabijheid van Delphi. Van den Cirphis wordt deze eigenlijke P. door het meestal droge, smalle dal van den Plistus (tegenwoordig Xeropotamos) gescheiden. De ioppen zijn een groot gedeelte van het jaar met sneeuw bedekt; de hellingen dragen dichte pijnboomwouden, waaraan zich in de oudheid aan den voet bosschen van laurier-, mirtenen olijfboomen aansloten, en hebben talrijke kloven en afgronden. In een daarvan, op de zuidel. helling, bevond zich het delphisch orakel en de castalische bron.
Ongeveer 250 m. boven Delphi en 627 m. boven den zeespiegel lagen de Phaedriaden, rotsen, vanwaar de godslasteraars en tempelschenders naar beneden werden geworpen. De berg was aan Apollo, Dionysus en de Muzen, ook aan de corycisehe nimfen gewijd, en vooral de castalische bron gold als de bron van dichterlijke begeestering. Vanwaar de uitdrukking „den P. bestijgen” voor „dichten”, gelijk ook poëtische woordenboeken den titel „Gradus ad Parnassum” (zie ald.) kregen.