Gepubliceerd op 28-02-2021

Pamphylië

betekenis & definitie

in de oudheid een landschap van Klein-Azië, omvatte aanvankelijk de smalle, 70—80 km. lange' kustvlakte tusschen Lycië en Cilicië aan de Pamphylische zee (golf van Adalia), in ruimeren zin als romeinsche provincie ook het ten n. daaraan grenzende Pisidië en was een meerendeels bergachtig land, dat in de geschiedenis een groote rol gespeeld heeft. Op enkele mijlen van de kust verheft zich de Taurus.

Rivieren zijn: de Catarrhactes, die, na tweemaal onder den grond verdwenen te zijn, ten oosten van Attalia (Adalia) uitmondt (tegenw. Duden), de Cestrus (Aksu), de Eurymedon (Köprüsu) en de Melas (Manawgatsu). De bewoners van het land, een mengeling van oorspronkelijke bewoners, waaronder de cilicisehe elementen het minst vertegenwoordigd waren, met grieksche immigranten, deelden de lotgevallen van het overig Klein-Azië, en kwamen aldus achtereenvolgens onder lydische, perzische, macedonische en Syrische heerschappij. Nadat Antiochus door de Romeinen overwonnen was, vormde P. een deel van het pergameensche rijk, totdat het in 120 v. Chr. aan de Romeinen kwam. In hun zeden hadden de Pamphyliërs veel overeenkomst met de Ciliciërs; in gemeenschap met hen pleegden zij zeeroof. Steden waren: Attalia (Adalia) en Side (Eski Adalia) aan zee; Perge (n.o. van Adalia); ten o. daarvan Syllion; Aspendus aan de Eurymedon.

< >