was bij de Ouden het onderaardsch gebied, waar Hades (zie ald.) met de drie rechters Minos, Aeacus en Rhadamantus, de daden der afgestorvenen beoordeelden, als hun schimmen door Charon over den Styx gevoerd waren. Men dacht bij de O. aan diep onder de aarde gelegen plaatsen, wier toegangen in ver afgelegen oorden der wereld gezocht moesten worden.
Aan den ingang der O., bij het paleis van Hades, lag de helhond Cerberus. De O. werd door de rivieren Cocytus en Pyriphlegothon, die in den Acheron vielen, en door den Styx besproeid. Ook dacht men er zich een stroom der vergetelheid, de Lethe.
