of Aïdes, Pluto, Dis, in de grieksche mythologie: zoon van Cronus en Rhea, broeder van Zeus, de beheerscher der onderwereld, de onderaardsche Zeus. Hij heerscht in de onderwereld, die hem na de ten onder brenging der Titans, bij de verdeeling der wereldheerschappij is ten deel gevallen, tegelijk met zijn gemalin Persephone over de schimmen, evenals Zeus met Hera in den Olympus heerscht.
Streng en onverbiddelijk roept hij de zielen der menschen daarheen en houdt ze opgesloten, zoodat niemand tot het daglicht kan terugkeeren; vandaar zijn bijnamen de deursluiter, de veelopnemer, de alles tot rust brengende. Bij Homerus heet hij ook „de door zijn paarden beroemde”, de god met het heerlijk span paarden, en men heeft dezen bijnaam in verband gebracht met den roof van Persephone, die hij op een wagen naar de onderwereld bracht; doch het is zeer de vraag, of Homerus de sage van den roof van Persephone gekend heeft, althans maakt hij er nergens melding van. Waarschijnlijk ligt aan de beteekenis van dat woord het denkbeeld ten grondslag, dat H. de zielen op zijn wagen naar de onderwereld haalt. Later was dit de taak van Hermes, hoewel Pindarus nog spreekt van den staf van H., waarmede hij de schimmen naar zijn rijk drijft. De scharen der dooden, die in de macht van H. zijn, schijnen zinnebeeldig voorgesteld te worden door de kudden van runderen, die voor hem in de onderwereld en op Erythea door Menoetius geweid worden. De in het gewone leven en in de mysteriën gebruikelijke naam Pluto, poëtisch Pluteus, werd aan H. gegeven, dewijl hij de in de diepte der aarde heerschende god is, waaruit de menschen al hun rijkdom, zoowel van planten als metalen, trekken.
De in de diepte verborgen en in het verborgen werkende god, de onzichtbare geheeten, was in het bezit van een onzichtbaar makenden helm; toen in den strijd voor Troje Athene dien opzette, kon zelfs Ares, de god, haar niet zien. Behalve den roof van Persephone zijn er van H. weinig mythen. Toen Heracles Neleus aanviel (zie Heracles), kwam H. de Pyliërs te hulp, doch werd door Heracles gewond. Aan H. waren de cypres en de narcis geheiligd; men offerde hem zwarte schapen, terwijl men daarbij het gelaat afwendde; wanneer men hem aanriep, sloeg men met de handen op den grond. Er zijn weinig afbeeldingen en borstbeelden van H.; hij werd afgebeeld gelijk aan zijn broeders Zeus en Poseidon, maar met somberder gelaatstrekken en met lange, in den nek hangende haren, gewoonlijk in een wijd kleed; hij draagt den sleutel der onderwereld in de hand en de helhond, Cerberus, staat naast hem. Over den H. als verblijfplaats der gestorvenen, zie Onderwereld.
De romeinsche voorstelling van Pluto of Dis (d. i. dives, de rijke) schijnt eerst laat te zijn opgekomen en is geheel identiek met den griekschen H., evenals de rom. Proserpina met Persephone.