Njegoesj, toenaam der sinds 1697 in Montenegro heerschende familie Petrowitsj, wier stamvader Daniël Petrowitsj N. omstreeks 1700 tot metropoliet of bisschop (slaw. vladika, heer) van Montenegro gekozen werd, het doordringend mohammedanisme uitroeide en in 1712 het land voor het eerst in een staatkundige en godsdienstige betrekking tot Rusland bracht. Onder zijn opvolgers maakte Peter I in 1796 door een luisterrijke overwinning zijn land van Turkije onafhankelijk.
Hem volgde in 1830 zijn neef Peter II op, in 1815 geb. en in 1851 overl., die den kleinen staat zocht te regelen en te beschaven en door zijn nationaal gedicht Gorski Venaz, zijn drama Stiepan Mali en zijn verzameling van Servische heldenliederen onder den titel Ogledalo zich als dichter naam verwierf. Op dezen volgde zijn neef Danilo Petrowitsj N., in 1826 geb., die ter vestiging eener dynastie zich van de bisschoppelijke waardigheid, welke hem tot celibaat verplichtte, ontdeed en in 1852 als erfelijk vorst van Montenegro erkend werd. Wegens twisten in zijn eigen familie, verbande hij de meesten zijner verwanten. Hij overl. in 1860 tengevolge van een wond, welke een Montenegrijn, Kaditsch genaamd, met een pistoolschot hem toebracht. In zijn staatkunde steunde hij op de hulp van Napoleon III en had den franschman Delarue tot zijn vertrouweling. Hij liet slechts een dochter Olga na en werd door zijn neef Nikizza Pietrowitsj N., in 1841 geb., opgevolgd, die als Nicolaas I (zie ald.) tot vorst werd uitgeroepen.