Tsjernagora of Kara-Dagh, vorstendom in europ. Turkije, begrensd door Bosnië en Herzegowina, de prov.
Novibazar, Albanië en de Adriatische zee, groot 88 vierk. mijl. De bodem bestaat grootendeels uit kalksteenrotsen, met eenige hooge pieken, waarvan sommige zich tot 1500 en 2400 m. verheffen. Het klimaat is gezond, tamelijk zacht in de lage streken. De voornaamste voortbrengselen zijn: maïs, aardappelen, groenten en vruchten, verder rundvee, schapen, geiten, varkens en visch. De fabrieken bepalen zich tot de fabricatie van wollen stoffen. Landbouw en veeteelt zijn de voornaamste middelen van bestaan.
Uitgevoerd worden voornamelijk geiten, schapen, kaas, vruchten en visch. De Montenegrijnen behooren meest tot de grieksche kerk en spreken de Servische taal. De voornaamste plaatsen zijn de hoofdstad Cettinje, verder Stagnowitch, Njekoschi, Rjeka, Danilograd, Antivari, Podgorizzo en Kolosin. Aan het hoofd van het bestuur staat een erfelijk vorst. De senaat heeft 12 leden. In oude tijden maakte M. een groot gedeelte van Illyricum uit, werd later een district van Servië, moest in de 14de eeuw het juk van de Venetianen torsen, kwam in de 15de eeuw onder turksohe heerschappij, maar door den vrijheidszin van de bewoners, gevoegd bij de eigenaardige gesteldheid van het land, is M. steeds in werkelijkheid onafhankelijk gebleven, ook al telde Turkije het onder de provinciën.
Ook de pogingen van de Porte in 1853 om het turksch gezag volledig in M. te doen gelden, zijn niet gelukt, ondanks een oorlog, waarin de Montenegrijnen hun ouden roem van dapperheid gehandhaafd hebben. In 1877 werden zij geheel onafhankelijk verklaard. 288.000 inwoners.Literatuur: Denton, M. its people and their history (Lond. 1877); Maton, Histoire du M. (Par. 1881); Kaulbars, Mededeelingen over M. (Petersb. 1881, russ.); B. Schwarz, Montenegro (Leipz. 1888) ; B. Bogisic, Die landschaftsformen von M. (in „Petermanns Mitteilungen”, Bd. 40, 1894); dezelfde, Beiträge zur physischen Geographie von M. („Petermanns Mitteilungen”, 1895); Coquelle, Histoire du Monténégro et de la Bosnie (Par. 1895); Baldacci, Crnagora Memorie di un Botanico (Bologna 1897); Cora, Nel M. Impressioni di viaggio 1899 (Rom 1901).