(of monocratie, grieksch; alleenheerschappij) de regeerlngsvorm, waarin één persoon, de monarch, als zelfstandig en blijvend hoofd van den staat beschouwd wordt. In den monarch is de macht van den staat geconcentreerd en verpersoonlijkt; hem komen de majesteitsrechten toe.
Onder den naam M. worden de meest verschillende regeeringsvormen samengevat. Ook het oostersch despotisme wordt M. genoemd, ofschoon het den onderdanen slechts plichten en geen rechten toekent. Voor het tegenwoordig Europa komt alleen in aanmerking: a. het middeleeuwseh beperkt erfelijk prineipaat; b. de absolute M., die in de laatste eeuwen heerschend werd, doch vervolgens ontaardde en in het geheele westen van Europa werd afgeschaft; c. de constitutioneele M., die het eerst in Engeland ontstond en in de 19de eeuw de gewone europeesche regeeringsvorm geworden is. Naast het erfelijk prineipaat bestond er vroeger nog een gekozen M.; de duitsche koningen en keizers, de koningen van Polen werden gekozen. Absolute M. bestaat in Europa alleen nog in Rusland.