eene particuliere of door den staat ingerichte organisatie, waardoor de kooper van kunst- of handelsmeststoffen (zie het artikel Mest) tegen nalatig of bedriegelijk mindergehalte dezer stoffen aan plantenvoedende bestanddeelen wordt gevrijwaard. Deze organisatie bestaat daarin, dat bepaald voor dit doel ingerichte chemische laboratoria, z,g. „landbouw-proefstations” (zie aldaar) zich met het onderzoek der tot verkoop aangeboden of reeds verkochte meststoffen belast en de handelaren uit welbegrepen eigenbelang zich aan de uitspraak dezer laboratoria onderwerpen, zich bereid verklarende tekorten door ruim den schade vergoedende geldelijke boeten te vergoeden.
De organisatie in kwestie ging uit van het koninkrijk Saksen en was Möckem bij Leipzig sinds het midden der 19de eeuw het eerste in die richting werkende proefstation. Nederland is pas laat, 1877, door vestiging van een landbouwproefstation in verband met de Rijkslandbouwschool te Wageningen tot deze organisatie overgegaan, nadat de meeste andere Europeesche staten het Saksische voorbeeld reeds waren gevolgd, maar heeft dan in 1889 deze inrichtingen op eene bijzonder rationeele wijze uitgebreid en tot staatsinstelling gemaakt. Er zijh tegenwoordig 5 nederl. rijkslandbouwproefstations, te Wageningen, Hoorn, Goes, Groningen en Maastricht, die zich allen met M. bezighouden.
