cubaansch soldaat, geb. op San Domingo, 1823, trad hier in spaanschen krijgsdienst, klom op tot kapitein, emigreerde naar Cuba, en sloot zich in 1868 bij de insurgenten aan; hij, vond herhaaldelijk gelegenheid zich te onderscheiden, inzonderheid bij Jiguani en Holguin, en werd in 1872 door generaal Agramonte tot brigadier-generaal bevorderd en naar Puerto Principe gezonden, waar hij eveneens met succes ageerde; hij vermeesterde Nuevitas, Santa Cruz en Cascorra en leidde ook den slag bij Las Guarimas; in 1874 nam hij deel aan den inval in de prov. Santa Clara, en versloeg kort daarop generaal Jovellar, waarop hij opnieuw werd bevorderd.
Na de onderdrukking van den opstand in 1878 nam hij de wijk naar Jamaica en vestigde zich, later op San Domingo, als farmer. Bij het uitbreken van den nieuwen opstand in 1895 stelde hij zich in weerwil van zijn hoogen leeftijd oogenblikkelijk ter beschikking van de opstandelingen, die hem het opperbevel over al hun strijdkrachten opdroegen. Inziende dat hij tegen de spaansche overmacht weinig zou kunnen uitvoeren, vermeed hij zorgvuldig een beslissenden slag, zich bepalende tot een guerilla,. volgens een systeem van snelle verspreiding en concentratie zijner troepen (zie Cuba, geschiedenis), tegelijkertijd trachtende door stelselmatige vernieling van de twee hoofdproducten van Cuba (suiker en tabak) het spaansche deel der bevolking te benadeelen en uit te putten en de Cubanen te dwingen deel te nemen aan den strijd. Hoewel weinig ingenomen met de interventie van de Vereenigde Staten, behoorde hij tot degenen die verzet tegen deze mogendheid ondoenlijk achtten en daarom afkeurden, en in de positie van Cuba tegenover de Unie berustten.