Gepubliceerd op 14-03-2021

Tabak

betekenis & definitie

Nicotiana L., plantengeslacht dor fam. Solanaceae, met ongeveer 40 soorten, die vooral in Amerika inheemsch zijn. [i]N.

Tabacum[/i] L., virginiaansche of gewone tabak, heeft langwerpig-lancetvormige toegespitste bladeren, uitgespreide bloempluimen, trechtervormige rozeroode bloemkronen met spitse zoomlobben. Op deze gelijkt V. latissima D. C. (N. macrophylla S p r.) Marylandsche tabak, waarschijnlijk eene variëteit van de vorige. A7. rustica L. Boerentabak, waarschijnlijk afkomstig uit Zuid*-Azië (Syrische tabak), heeft eironde, soms aan den voet hartvormige, stompe bladeren, trompetvormige groenaclitig-gele bloemen met afgeronde, stompe zoomlobben. A7. per si ca Lindl. heeft smalle, zittende bladeren en witte bloemen en A’. chinensis F i s c h, kleine purpere bloemen en lange, smalle, spitstoeloopende bladeren, die den stengel dakpanachtig omgeven.

Van deze hoofdsoorten zijn vele variëteiten gewonnen. De meeste tabak wordt in tropisch-Amerika en tropisch-Azië geteeld; in Ned. wordt zij verbouwd in de Betuwe en bij Amerongen, Rhenen en andere plaatsen in Utrecht; verder nog in Hongarije, Zuid-Rusland, Turkije en Oost-Pruisen.Tabak wordt nog tot op 52 N.B. verbouwd. De beste soorten T. worden gewonnen in Amerika; vooral die, welke uit de zuidelijke staten van de n.-amerik. Unie, Maryland, Virginië e. a., uit Varinas in den staat Orinoco, van Havana op Cuba, van Portorico enz. afkomstig zijn, worden hoog geschat. Van de europeesche tabaksoorten zijn de hollandsche, hongaarsche, turksche, fransche en paltzer vermeldingswaardig. In Europa worden drie verschillende botanische soorten van T. aangekweekt, n.l.

1) de gewone of virginische T. (Nicotiana tabacurn), met groote lancetvormige bladen;
2) de maryland-tabak;
3) de boeren-tabak (Nicotiana rmlicuA onderscheidt zich van alle andere soorten door haar ovale bladen, die van een betrekkelijk langen steel zijn voorzien.

De kwaliteit van de T. is afhankelijk van het klimaat, van de samenstelling van den bodem, van den aard van het zaad.

De meer of minder sterke ontwikkeling der planten hangt o. a. af van de_ ligging der tabaksvelden, en met uitzondering van den wijnstok is er waarschijnlijk geen landbouwproduct, dat zoozeer afhankelijk is van een zorgvuldige behandeling en allerlei omstandigheden als de T. In de tabaksbladen komen twee eigenaardige bestanddeelen voor, n.l. de nicotianine en de nicotine. De nicotiamne of tabakskamfer is een olieachtige stof, die den aangenamen reuk van den tabaksrook en een bitteren, aromatischen smaak bezit. Volgens de meeste tabaksfabrikanten is de beste soort van T. die, welke de grootste hoeveelheid nicotianine bevat. De nicotine is een vluchtig alkaloïde en oefent, reeds wanneer zij in kleine dosis gebruikt wordt, een doodelijke werking uit. Het nicotinegehalte van de tabaksbladen staat, naar het schijnt, in geen verband tot hun kwaliteit. 100 deelen droge, van bladstelen bevrijde T. bevatten 0.68 tot 4.5 % nicotine.

De nicotine is in de T. in den vorm van een zout aanwezig. Behalve de beide genoemde stoffen, bevatten de tabaksbladen nog organische zuren (vooral appelzuur), eiwitachtige bestanddeelen, houtvezels, gom en hars. De tabaksbladen zijn zeer rijk aan anorganische verbindingen; 100 deelen droge tabaksbladen leveren bij verbranding 19 a 27 deelen asch; deze asch bevat nagenoeg 27 °/o kali. Men verlangt van een goede soort van rooktabak, dat zij gemakkelijk verbrandt en bij verbranding geen onaangenaam riekende bestanddeelen levert; daarentegen moeten in den rook geurige stoffen voorkomen en de rook mag niet branden op de tong. Na eenvoudig gedroogd te zijn, voldoen de tabaksbladen nog niet aan deze voorwaarden; zij bevatten dan nog een aanzienlijke hoeveelheid proteïnestoffen, die bij het verbranden van de T. een onaangenamen reuk verspreiden; bovendien is hun nicotinegehalte dan te groot, zoodat hun rook onpasselijkheid zou veroorzaken. De tabaksbladen moeten eerst allerlei voorbereiding ondergaan, om de daarin voorkomende eiwitachtige stoffen te ontleden en te verwijderen, verder om de bladen den verlangden geur te verschaffen en eindelijk om ze in zulk een vorm te brengen, dat zij als rooktabak of snuif gebruikt kunnen worden.

De belangrijkste bewerking, die de T. ondergaat, is een gisting, waardoor de proteïnestoffen der bladen ontleed en de riekende stoffen van de T. gevormd worden. De tabaksfabrikant bevordert die gisting door de bladen te overgieten met een vloeistof, die onder den naam saus bekend is.

Sedert 1610 wordt ook in Nederland T. verbouwd; uit de van Amerika ingevoerde zaden is in ons land een verscheidenheid ontstaan, die in ’t buitenland onder den naam valburgsche, amersfoortsche of hollandsche T. bekend is. De inlandsche T. heeft als rooktabak weinig waarde, wegens den onaangenamen reuk, dien zij bij verbranding verspreidt. Wegens de fijnheid der nerven zijn de beste bladen (het aardgoed) er van als dekblad voor sigaren ook in het buitenland zeer gezocht. Het zandgoed dient als kerftabak en voor de binnenbladen der sigaren, de zware kwaliteit van bestgoed voor snuifbereiding en de lichtere kwaliteit ook tot dekblad. Het zaad wordt met wit zand gemengd; men laat het in een wollen zakje, dat in een schoteltje met water en achter een warme kachel is geplaatst, ontkiemen, hetwelk na verloop van 4 dagen is geschied; op het veld zou zulks 2a3weken duren. De ontkiemde, met zand gemengde zaadkorreltjes worden in broeibakken uitgestrooid, daar de jonge tabaksplantjes voor de voorjaarskoude zeer gevoelig zijn.

De plantjes worden op het veld uitgezet, zoodra hun bladen de grootte van een rijksdaalder bereikt hebben. Het vermengen van het zaad met wit zand geschiedt met het doel om het aaneenkleven der gekiemde zaadkorreltjes te voorkomen en om ze in den broeibak gelijkmatiger te kunnen verspreiden. Matige warmte en matige vochtigheid zijn voor de ontwikkeling der tabaksplanten onontbeerlijk. 4 a 5 weken nadat de planten op het vrije veld zijn uitgezet, worden zij getopt, d. i. de bloemsteel en de bovenste bladen worden er afgebroken. De overblijvende (12 a 15) bladen kunnen zich dientengevolge sterker ontwikkelen. Ook de dieven of zuigers (jonge zijtakken, die zich in de oksels der bladen vormen) worden om dezelfde reden weggenomen. De bladen worden op verschillende tijden rijp, zij worden in drie verschillende tijdperken geplukt. De onderste, min of meer verwelkte kleine bladen heeten lompen; de daaropvolgende vier of vijf eivormige, gezonde bladen noemt men zandgoed; de vijf volgende van langwerpig eivormige gedaante zijn het best van kwaliteit

en heeten aardgoed; de vier of vijf bovenste, groote, lancetvormige bladen vormen het bestgoed, dat minder is van kwaliteit dan het aardgoed, maar het grootste gedeelte van den oogst (in gewicht) uitmaakt.

De fabrikage van rooktabak omvat drie bewerkingen:

1) het sorteeren, waarbij de bladen naar hun kleur, dikte en reuk uitgezocht worden, zoodat men soorten van zeer verschillenden prijs uit een en hetzelfde vat verkrijgt. Tevens worden de middelnerven en de dikste zijnerven er uitgesneden, daar deze bij het verbranden een zeer onaangenamen reuk verspreiden, omdat zij hoofdzakelijk uit houtvezels bestaan; echter worden zij, na platgeslagen en gekerfd te zijn, met de geringere soorten van rooktabak vermengd, en ook ter fabrikage van snuif gebezigd;
2) het sausen; de gesorteerde bladen worden gedompeld in (of besprenkeld met) een vloeistof, die saus wordt genoemd en voor de beste soorten van T. eenvoudig uit een oplossing van gewoon zout bestaat. Voor andere geringere tabaksoorten bezigt men oplossingen, waarin ook andere stoffen voorkomen, zooals salpeter, salammoniak, salpeterzure ammonia, suikerhoudende en alcoholische vloeistoffen (b.v. wijn en stroop), vochten die organische zuren bevatten, alsmede aftreksels van verschillende specerijen (o. a. kaneel). Dikwijls worden geringere soorten van T. met oker gekleurd. De zouten van de saus dienen gedeeltelijk tot het voorkomen van bederf, gedeeltelijk ter bevordering van de brandbaarheid en ten deele ook ter vertraging van de verbranding; de overige stoffen moeten bij de gisting de aangenaam riekende etherische stof doen ontstaan, die in de T. voorkomt en die soms (niet ten onrechte) met het bouquet van den wijn vergeleken wordt. De gesausde bladen worden in vaten gepakt, om de vroeger begonnen en onderdrukte gisting te voleindigen; daarna worden zij bij een matige warmte gedroogd;
3) het fijnsnijden of kerven. Na het kerven wordt de T. onder voorzichtige verwarming op een heete plaat (eest) gedroogd. Zeer veelvuldig wordt de rooktabak in den vorm van sigaren gebracht; deze bestaan uit binnenbladen en dekblad. Nadat de binnenbladen ineengedraaid zijn, worden zij gerold in en omringd met een glad en effen stuk van een tabaksblad van een andere soort, dat aan het eene puntige uiteinde met bruine stijfsel wordt vastgeplakt; de sigaren worden tot een bepaalde dikte ineengerold en op een bepaalde lengte afgesneden. Het feit, dat de kwaliteit der sigaren door het liggen beter wordt, berust naar het schijnt op een soort van nagisting, waardoor sommige minder gewenschte bestanddeelen van de T. verwijderd worden en waarbij sommige geurige bestanddeelen ontstaan.

De tabaksbladen van welke men de snuif vervaardigt, worden op dezelfde wijze gesorteerd en gesausd als die, welke ter bereiding van rooktabak dienen. De saus bestaat in dit geval hoofdzakelijk uit ammoniakzouten en aromatische stoffen. De gesausde bladen worden, nadat zij aan een eerste gisting blootgesteld geweest zijn, tot spoelvormige pakken (carotten) vereenigd, die stijf in een natten, linnen doek worden gerold en gedurende eenigen tijd moeten gisten. Daarna worden zij uit de doeken genomen, met een touw omwonden en gedurende eenige maanden op een koele plaats nedergelegd. Vervolgens worden zij gerappeerd of geraspt. De geraspte T. (rappé) wordt gezeefd, waardoor men soorten van verschillende fijnheid verkrijgt; altijd echter is dit poeder min of meer vezelachtig.

Dit is niet het geval met het poeder, dat eenvoudig door het stampen of malen van behoorlijk gegiste, doch niet tot carotten vereenigde tabaksbladen verkregen is. Na het zeven wordt de snuif bevochtigd en dikwijls nog aan een tweede gisting onderworpen. In de snuif komt de nicotine gedeeltelijk in vrijen toestand, gedeeltelijk als een neutraal of basisch (waarschijnlijk azijnzuur) zout voor; de ammonia is daarin eveneens aan een zuur gebonden; aan deze beide zouten heeft de snuif haar prikkelende werking op het neusslijmvlies te danken. De gisting van de snuif heeft naar het schijnt ten doel: het vormen van een olie of van een ether, die aan de snuif haar geur verschaft, verder het ontleden van een deel van de nicotine van de tabak, daar de snuif een al te hevige werking op het organisme zou uitoefenen, indien zij haar geheele nicotinegehalte behield; bovendien het ontwikkelen van den eigenaardigen tabaksreuk door de vorming van dampen en van koolzure ammonia (waarschijnlijk ook van zouten van verschillende aminen, zooals ethylamine) en van nicotine; eindelijk de omzetting van de stikstofhoudende bestanddeelen van de T. in ammonia (waardoor het verlies van ammonia door vervluchtiging wordt vergoed) en in zwarte verbindingen (humusstoffen, waaraan de snuif haar donkerbruine kleur te danken heeft).

De productie van T. is ongelijkmatig; op goede oogsten volgen vaak slechte en ook worden niet altijd evenveel gronden aan den tabaksbouw gewijd. In 1900 bedroeg de productie (gedeeltelijk naar schatting) in tonnen van 1000 kilogram:

Landen Ton

Oostenr.-Hong 60.000

Rusland 65.000

Turkije 35.000

Duitschland 30.000

Frankrijk 25.000

Griekenland 6.000

België 5.000

Rumenië 5.000

Bulgarije 4.000

Bosnië 15.000

Nederland 3.000

Italië 2.000

Overig Europa 15.000

Europa 270.000

Ver. Staten 250.000

Britsch-Indië 180.000

Nederl.-Indië 52.000

China 75.000

Japan 25.000

Philippijnen 20.000

Brazilië 25.000

Cuba 20.000

Algerië 5.000

Australië 4.000

Perzië 118.000

Portorico 4.000

Mexico 5.000

San Domingo 4.000

Aziat. Turkije 15.000

Ceylon 13.000

Kaapland 112.000

Argentinië 13.000

Totaal 990.000

Met de productie van de overige, in de tabel op vorige blz. niet genoemde landen komt men tot een wereldproductie van 1 mill. ton van 1000 kilogr. per jaar.

In eenige landen (Frankrijk, Oostenrijk, Italië, Turkije, Spanje, Portugal, Servië, Rumenië, Japan) is de tabaksindustrie staatsmonopolie en wordt alleen gewerkt op dekking van de eigen behoefte. De amerikaansche tabakssoorten heeten naar de streek waar zij worden verbouwd: Kentucky-, Maryland-, Ohioen Virginiatabak; de inzonderheid voor dekbladtabak gebruikte seedleafsoorten komen uit Wisconsin, Connecticut, New-York en Massachusetts. Voor den wereldhandel zijn verder vooral de vette braziliaansche soorten en de Sumatra- en Javatabak van belang. De Sumatratabak staat zeer hoog aangeschreven en op de inschrijvingen hier te lande komen tal van buitenlanders (ook Amerikanen) voorraden er van inslaan. Gezocht zijn verder de Cubaen Habanatabak, die vroeger zelfs voor onovertreffelijk werden gehouden, voorts de Manilatabak van de Philippijnen (fijn aroma, gering nicotinegehalte). De beste europeesche soorten komen uit Turkije (Macedonië), Bosnië en Hongarije, Zuid-Rusland (Ukraine, Podolië) en de Donaulanden (Rumenië, Servië, Bulgarije).

Nederland heft slechts één belasting op T. en tabaksfabrikaten, n.l. invoerrechten (T. in rollen of bladen en ongeplette stelen 70 cent per 100 kilogr., geplette stelen f 1.50 per 100 kilogr., sigaren f 40 per 100 kilogr., gekorven T., snuif enz. f 12 per 100 kilogr.). Het hoogst zijn de rechten op T. in GrootBritannië en nergens is dan ook dit genotmiddel zoo duur als daar.

De T. neemt in den wereldhandel een zeer belangrijke plaats in. In den tabakshandel staan de Ver. Staten van N.-A. bovenaan, daarop volgen Duitschland (hoofdmarkt Breinen) en Nederland (Amsterdam, Rotterdam, hoofdmarkten van de uit Nederl.-Indië aangevoerde T.).

De geheele eerste-handsomzet, in alle soorten samen, bedroeg in 1905 hier te lande ongeveer 54½ millioen gulden. Verkoopwijzen toegepast in 1905 (alles in pakken)

De voornaamste tabaksondernemingen in Nederl. Oost-Indië zijn: de Deli-Maatschappij (1904: 53.528 pakken), Senembah-Mij. (15.936 p.), Tabak-Mij. „Arendsburg” (12.297 p.), Amsterdam-Deli-Compagnie (10.074 p,), DeliBatavia-Mij. (9742 p.), United Lankat Plantations Company (9490 p.).