Romeinsch staatsman, redenaar en schrijver, geb. 3 Jan. 106 v. Chr. te Arpinum, kreeg te Rome onderricht van den redenaar Crassus, en onder diens toezicht van een aantal grieksche leermeesters, b. v. van den dichter Achias en anderen, en verwierf in het jaar 75 v.
Chr. reeds een benoeming van quaestor, kreeg daarop toegang tot den senaat, sloot zich hier geheel bij de senaatspartij aan, en werd door zijn vasten' wil, strenge rechtvaardigheid en krachtige welsprekendheid spoedig haar leider; in 63 werd hij voor dat jaar tot consul gekozen, en verwierf zich gedurende dit ambt door de wijsheid en waakzaamheid waarmee hij de draden der samenzwering van Catilina wist opte sporen den bijnaamvanpaterpatriae, vader des vaderlands; door zijn groote ijdelheid, zijn spotternijen aan het adres zijner vijanden en zelfs van zijn vrienden kweekte hij zich echter tegelijkertijd vele en machtige vijanden; op den laatsten dag van zijn consulaat verhinderde de tribuun Metellus hem in een lofrede op zijn consulaatschap en stond hem slechts toe den gewonen eed der aftredende consuls af te leggen; in de eerstvolgende jaren, waarin hij Sulla en den dichter Achias verdedigde, had hij te kampen met de vijandschap der vroegere bondgenooten van Catilina, die openlijk en in het geheim alle krachten inspanden zijn invloed te ondermijnen en hem ten val te brengen; een nieuwen bitteren vijand kreeg hij in Clodius, terzelfder tijd dat Pompejus zijn zijde en de aristocratische staatspartij verliet om zich bij Crassus en Caesar aan te sluiten; het driemanschap liet hem aan zijn lot over, toen Clodius openlijk tegen hem optrad, vooral met zijn wetsvoorstel krachtens hetwelk C. wegens de terechtstelling der saamgezworenen van Catilina vervolgd zou worden ; C. moest zich door een vrijwillige ballingschap aan het dreigend gevaar onttrekken (April 58 v. Chr.); hij werd vogelvrij verklaard, zijn goederen werden geconfiskeerd; het volgende jaar reeds werd hij echter op voorstel van den volkstribuun Annius Milo met medewerking van Pompejus teruggeroepen; zijn terugkomst, Sept. 57, was een ware zegetocht; echter was zijn kracht gebroken en hij zelfs wankelend en besluiteloos geworden; aarzelend en weifelend stond hij tusschen de partijen in; met te grooten ijver was hij gedurende dezen tijd als redenaar werkzaam, steeds echter de machtigen ontziende; van Mei 51 tot Juli 50 was hij stadhouder van Ciliciö; te Rome teruggekeerd sloot hij zich bij de partij van Potnpejus aan, kreeg een post te Capua, volgde daarop het leger naar Griekenland, kon wegens ongesteldheid geen deel nemen aan den slag bij Pharsalus, weigerde het opperbevel over het leger op zich te nemen, keerde naar Italië terug, onttrok zich aan het openbare leven, verscheen echter na den dood van Cesar weer op het staatstooneel, ijverde in 44 en 43 tegen Antonius (Philippische redevoeringen), sloot zich bij Octavianus aan, en werd, toen deze zich met Antonius en Lepidus verbond dadelijk vogelvrij verklaard: onzeker wat te doen, half tegen wil en dank door zijn getrouwen weggevoerd, werd hij bij Cajeta achterhaald, en, toen hij zijn hoofd buiten de draagstoel stak,' door den centurio Herennius vermoord, 7 Dec. 43 v. Chr.; hoofd en hand werden hem afgehouwen en aan zijn doodsvijand Antonius gezonden. C. was, waarschijnlijk in 77, met Terentia gehuwd; deze schonk hem twee kinderen, en werd in 46 wegens haar eigenzinnigheid door hem verstooten; hij hertrouwde daarop met de jonge Publilia, welk huwelijk weinig later ontbonden werd. Zijn dochter Tullia stierf voor hem, zijn eenige zoon, Marcus Tullius Cicero, werd later stadhouder van Syrië.C.’s redevoeringen zijn van staatkundigen of van juridischen aard, deze laatste meest allen ter verdediging; als redenaar staat hij tusschen de oude en de nieuwe school in; hij bereikt wel niet den zedelijken ernst noch de vernietigende kracht van Demosthenes, doch heeft toch onder de Romeinen als redenaar zijns gelijke niet; uitermate scherpzinnig bakent hij met groote helderheid zijn onderwerp van te voren af, zet dit met groote aanschouwelijkheid van voorstelling uiteen, weet ook het meest dorre onderwerp door kernachtige spreuken en bijtende scherts aangenaam en belangwekkend te maken, en openbaart een zeldzame mate van meesterschap over de taal.
Werken van Cicero
I. Verhandelingen over de theorie der welsprekendheid : De inventione; De oratore; Brutus sive De claris oratoribus; Orator, ad M. Brutum; Partitiones oratoriae; Topica ad O. Trebatium; De opt. genere oratorum
II. Politieke en wijsgeerige verhandelingen: De Republica; De legibus (6 boeken, waarvan 3 verloren zijn gegaan), Paradoxa; Consolatio (verloren gegaan): Hortensius (slechts fragmenten); De finïbus bonorum et malorum; Academica; Twsculanae disputationes; (fragmenten), De natura deorum; Catu major (over den ouderdom); De divinatione; De fato; Laelius (over de vriendschap); De gloria; De officiis; De virtutibus (verloren gegaan).
III. Redevoeringen
1° Politieke toespraken en pleitredenen: Pro Boscio; Verrines (7 toespraken); Pro lege Manilia sive De imperia Cn. Pompei; De koe agraria; Pro Murena; Post reditum (4 toespraken); Pro Sestio; Pro Caelio; Deprovinciis consularibus; In Pisonem; Pro Babirio postumo\ Pro Milone; Pro Marcello; Pro Ligario; ProDejotaro; Phillippica’s, 14 toespraken;
2°. Pleitredenen: Pro Quinctio; Pro Q. Boscio; Pro Marco Tullio; Pro Marco Fonteio (fragmenten); Pro Caecina; Pro A. Clerentio habito; Pro Babirio; Pro Corn. Sulla; Pro Archiapoeta; Pro Lucio Vale.rio; Flacco; Tnterrogatio in F. Vatinium testem; Pro L. Cornelio Balbo; Pro Cn. Flancio;
IV. Brieven : Ad familiairs (16 boeken) ; Ad Atticum (16 boeken) ; Ad Quintum fratrem (3 boeken) Ad Marcum Erutum, (2 boeken); De authenticiteit van een deel dezer laatsten is twijfelachtig).
V. Gedichten: Over zijn consulaat, verschillende fragmenten en brokstukken.