Ludwig andréas feuerbach

betekenis & definitie

Duitsch philosoof, geb. ‘28 Juli 1804 te Landshut, vierde zoon van den vorige, studeerde te Heidelberg onder Paulus en Daub in de theologie, ging in 1824 naar Berlijn, waar hij zich geheel aan de philosophie begon te wijden, en werd in 1828 privaat-docent te Erlangen; hij trok zich echter reeds in 1832 van den katheder terug, daar het auteurschap van een anoniem verschenen en zich tegen het onsterfelijkheidsgeloof keerend vlugschrift: Gedanken über Tod und Unsterblichkeit (Neurenberg 1830) zijn kansen op bevordering uiterst gering maakte ; hij betrok in 1836 het slot Bruckberg bij Ansbach, vestigde zich, na zware financieele verliezen te hebben geleden, in 1860 in de omgeving van Neurenberg, en overl. 13 Sept. 1872. Met zijn eerste geschriften : Geschichte des neuern Philosophie, pon Bacon ron Vendam bis Spinoza (1833), Geschichte. den neuern. Philosophie (1837), Pierre Bayle, noch seinen für die. Geschichte der Philosophie, und Mensehheit interessantesten Momenten (1838), verwierf hij zich een plaats onder de grootmeesters der wijsgeerige geschiedvorsching. Als philosoof beschouwde hij voornamelijk het probleem van den godsdienst, dat in al zijn hoofdwerken het middelpunt van zijn belangstelling vormt; in zijn opvattingen dienaangaande is hij de konsekwente vertegenwoordiger eener zuiver anthropologische theorie, die, uitgaande van het denkbeeld dat de mensch in zijn godsbegrip louter zijn eigen, geïdealiseerd beeld huldigt en dit in zijn geloof voor een werkelijkheid houdt, een zielkundige verklaring van het godsdienstig leven zoekt te geven; inplaats dat God den mensch heeft geschapen naar zijn beeld, schept de mensch zich een God naar zijn eigen beeld — God is een anthropomorphisme, of zooals de mensch is denkt hij zich zijn God ; de godsdienst is een droom van den menschelijken geest, God, hemel en zaligheid zijn door de phantasie gerealiseerde, tot werkelijkheden gemaakte hartewenschen. Van F.’s philosophische werken zijn de voornaamste : Das Wesen des Christentums (Leipzig 1841), Das Wesen der Religion (1843). Zijn volledige werken verschenen te Leipz. in 10 dl, 1845-66.