(Trachea). Zij is de buis, door welke de lucht in de longen wordt gevoerd en de uitademingslucht naar buiten wordt geleid.
Zij begint onder het strottenhoofd (larynx) en loopt naar beneden tot de hoogte van den 4den of 5den borstwervel, waar zij zich in twee takken splitst (bifurcatio); voor het bovenste gedeelte van de L. ligt de schildklier.Van de beide luchtpijpstakken (bronchi) is de rechter 20—27, de linker 41—47 m.m. lang. De linker verdeelt zich in twee takken, die ieder zich weer herhaalde malen vertakken en zoo overgaan in de beide kwabben van de linker long. De rechter bronchus verdeelt zich ook in twee takken; van deze verdeelt zich de onderste weer in tweeën, zoodat de vertakkingen van deze drie buizen den toegang verleenen tot de rechter long.
Over den linker bronchus loopt de boog van de groote lichaamsslagader (arcus aortae).
De L. wordt opengehouden door een aantal kraakbeenige ringen, die van achteren open zijn. De doorsnede van de L. is dan ook niet rond, maar aan den achterkant afgeplat. Achter de L. verloopt de slokdarm. De lengte van de L. is ongeveer 12 c.m., breedte van voor naar achter 16—20 m.m., van links naar rechts 21—27 m.m.
De binnenkant van de L. is bekleed met een slijmvlies; de meeste slijmklieren liggen aan den achterkant; hunne uitloozingsbuizen zijn als fijne punten zichtbaar. De binnenste laag van het slijmvlies bestaat uit cilindervormige cellen met zoogenoemde trilharen bedekt. Ontsteking van dit slijmvlies (tracheitis) is veelal het gevolg van inademing van koude, stoffige of met schadelijke gassen en dampen bezwangerde lucht en gaat meest gepaard met katarrh van het slijmvlies van strottenhoofd en bronchiën.
Vernauwing van de L. (tracheostenosis) kan het gevolg zijn van op de L. drukkende gezwellen, bijv. van de schildklier (struma) of van diphtheritische vliezen. Om in deze gevallen de lucht toegang tot de longen te verschaffen, maakt men gebruik van de luchtpijpsnede (tracheotomie).
De luchtpijptakken of bronchiën zijn in ruimeren zin alle takken, waarin de L. zich vanaf haar eerste splitsing verdeelt. Aan hunne eindtakjes, die ongeveer 0.2 m.m. wijd zijn, dragen zij talrijke blaasvormige uitstulpingen, de longblaasjes of longalveolen, die op de luchtpijptakken zitten als de bessen op een tros.
Bronchitis heet de ontsteking van het slijmvlies, dat de bronchiën bekleedt. Zij gaat gepaard met zwelling van het slijmvlies en afscheiding van meerdere of mindere hoeveelheden slijm of etter, die door hoesten kan worden losgemaakt en opgegeven. De oorzaken van bronchitis zijn kouvatten, inademing van schadelijke gassen of dampen. Verder komt zij voor bij hartkwalen, bij mazelen, pokken, typhus etc.